29989 |
cement |
cement:
sǝmɛnt (L270p Tegelen)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|
30003 |
cement-kalkmortel |
kalk-cementspijs:
kalǝksǝmɛntšpijs (L270p Tegelen),
kalkspijs:
kalǝkspīs (L270p Tegelen)
|
Mortel bestaande uit cement, kalk en zand. [N 30, 37d]
II-9
|
29999 |
cementmortel |
cementspijs:
sǝmɛnt[spijs] (L270p Tegelen),
spijs:
špīs (L270p Tegelen)
|
Mortel, bestaande uit cement en zand. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(mortel)', '-(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37e; monogr.]
II-9
|
21451 |
cent |
cent:
cent (L270p Tegelen),
enne sent (L270p Tegelen)
|
cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31926 |
centerboor |
centerboor:
sɛntǝrbǭ.r (L270p Tegelen)
|
Boorijzer voor hout waarvan de schacht uitloopt in een centreerpunt die de boor leidt. Aan de ene zijde van deze punt bevindt zich een voorsnijder die het te boren gat afschrijft en uitsnijdt en aan de andere zijde een soort gutsje dat het hout binnen de afgeschreven omtrek uitschaaft. Vgl. afb. 74c. Zie ook het lemma ɛcenterboor, schijfboorɛ in Wld II.11, pag. 77-78. Het betreft daar een vergelijkbaar type boor dat gebruikt wordt om grote cirkelvormige gaten in metaal(plaat) aan te brengen.' [N 53, 163a; N G, 31d; monogr.]
II-12
|
21539 |
centiem |
centiem:
eine centiem (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
Note: zie ook opmerking aan het einde van deze vragenlijst, onderaan!
⁄ne sentiem (L270p Tegelen)
|
koperen munt van 1 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20837 |
cervelaatworst |
droogworst:
druu.gwors (L270p Tegelen),
druu:gwors (L270p Tegelen),
druugwors (L270p Tegelen),
druugworst (L270p Tegelen),
drûûgwors (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
metworst
drūūgwors (L270p Tegelen),
plokworst
druëgwòrs (L270p Tegelen),
plokworst:
plokwors (L270p Tegelen)
|
droogworst [N 06 (1960)] || plokworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
29446 |
chamotte |
chamotte:
chamotte (fr.) (L270p Tegelen)
|
Mengsel van fijngemalen scherven dat soms aan de klei wordt toegevoegd om de structuur van de klei te verbeteren en het krimpen te verminderen. [N 49, 13a; monogr.]
II-8
|
29447 |
chamottemolen |
chamottemolen:
chamottemolen (L270p Tegelen),
kogelmolen:
kogelmolen (L270p Tegelen)
|
Toestel voor het verbrijzelen van scherven. Een kogelmolen bestaat uit een plaatstalen trommel, draaibaar om een horizontale as en ten dele gevuld met kogels van staal of steen die wordt gebruikt om harde stoffen te kneuzen en fijn te maken. De kollergang kenmerkt zich door twee verticaal geplaatste, ronde kantstenen of lopers die rondwentelen op een horizontale plaat, het doodsbed. Zie ook het lemma ɛkollergangɛ in wld II.3, pag. 165.' [N 49, 13b; monogr.]
II-8
|
23748 |
christoffelmedaille |
medaille (<fr.) van sint-christoffel:
medaalie van st christoffel (L270p Tegelen)
|
Een medaille van St. Christoffel in de auto of op de motor. [N 96B (1989)]
III-3-3
|