| 20517 |
bokking |
boksharing:
bukseͅriŋ (K358b Tervant)
|
bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
| 24125 |
bonte specht, specht |
specht:
speͅxt (K358b Tervant)
|
specht [ZND 07 (1924)]
III-4-1
|
| 24472 |
boom (alg.) |
bomen (mv.):
būəmə mv (K358b Tervant)
|
boom [ZND m]
III-4-3
|
| 33280 |
boon, algemeen |
bonen:
buǝnǝ (K358b Tervant),
boon:
buǝn (K358b Tervant)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
| 19497 |
borstel |
borstel:
boͅrsəl (K358b Tervant)
|
borstel [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
| 33713 |
bos |
bos:
bos (K358b Tervant)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 34258 |
boter |
boter:
bōtǝr (K358b Tervant)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
| 18034 |
braken |
braken:
brākə (K358b Tervant),
bry(3)̄jəkə (K358b Tervant),
kotsen:
[plat]
kotsen (K358b Tervant),
over tongeren rijden:
[schertsend]
euver tongere raien (K358b Tervant),
overgeven:
[gewoon]
euvergèven (K358b Tervant),
spuwen:
[gewoon]
spauwen (K358b Tervant)
|
braken (overgeven, kotsen) [ZND m] || geef de gemeenzame woorden en uitdrukkingen voor overgeven, braken; geef aan tussen twee haakjes of ze gewoon , plat, schertsend, enz. gebruikt worden. [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
| 18197 |
broek: algemeen |
broek:
bruk (K358b Tervant)
|
broek [ZND m]
III-1-3
|
| 25500 |
broodoven |
oven:
hōvǝ (K358b Tervant)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|