e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raspen, grof vijlen raspen: raspǝ (Tessenderlo) Een stuk hout met een houtrasp of een grove houtvijl een eerste, ruwe bewerking geven. [N 53, 158a; monogr.] II-12
raspvijl smidsvijl: smes˲vē̜l (Tessenderlo) Gereedschap waarvan de ene helft als vijl en de andere helft als rasp dient. Sommige raspvijlen hebben een blad dat aan één zijde als vijl en aan de andere zijde als rasp is uitgevoerd. Er bestaan ook uitvoeringen waarbij één helft van het blad als vijl is bekapt en het andere deel als rasp. [N 33, 100] II-11
rat rat: rat (Tessenderlo, ... ) rat [Willems (1885)], [ZND m] III-4-2
ratel ratel: raatel (Tessenderlo) Ratel. [Willems (1885)] III-3-2
ratelboor, krekelboor racagnac: rakǝnjak (Tessenderlo) Boorapparaat, bestaande uit een rechte spil en een dwars daarop staande hefboom. De spil is voorzien van een soort palrad. Aan de onderzijde ervan bevindt zich een boorhouder waarin een boorijzer kan worden geplaatst. Door de hefboom met de hand heen en weer te bewegen kan het boorijzer in een bepaalde richting worden gedraaid. De meeste ratelboren kunnen zowel links als rechts draaien. Het hele apparaat kan eventueel in een boorstelling worden geplaatst. Zie ook afb. 129. [N 33, 140; N 33, 142-143; N 33, 159; monogr.] II-11
ratelbooromslag racagnacboor: rakǝnjak˱bǫwǝr (Tessenderlo) Booromslag die na een halve draai teruggedraaid kan worden zonder dat het boorijzer meedraait. In de boorhouder is daartoe een tandwieltje aangebracht, dat tijdens het boren een ratelend geluid maakt. De ratelbooromslag wordt gebruikt op plaatsen, waar het niet mogelijk is de zwengel volledig rond te draaien, bijvoorbeeld in hoeken. Zie ook afb. 82. [N 53, 161c; N 53, 173a] II-12
raten inkorten korten: kø̜tǝn (Tessenderlo) Het opsnoeien van de raten door de imker bij korfteelt. Een drietal keren op verschillende tijden in het jaar moet dit korten van de raten gebeuren om het volk te beteugelen en het zwermen te verhinderen. [N 63, 80a] II-6
rauw rauw: reejef vliejes (Tessenderlo), reif vliesch (Tessenderlo), reiəf vlieəs (Tessenderlo), rijef vliees (Tessenderlo, ... ), rijjef vlijjes (Tessenderlo), ry(3)jəf vliejəs (Tessenderlo) Rauw vlees. [ZND 41 (1943)] III-2-3
raveling ravelen: rávēlǝ (Tessenderlo) Constructie in een balklaag waarmee niet van muur tot muur doorlopende balken ondervangen kunnen worden. Ravelingen worden onder meer aangebracht bij schoorstenen en trapopeningen. Zie ook afb. 71. Bij een raveling wordt aan het uiteinde van de ingekorte balken een houten dwarsbalk bevestigd die met zijn uiteinden haaks op de van muur tot muur doorlopende balken wordt vastgemaakt. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'Raveelhout' en 'Intanden'. [N 54, 121a] II-9
ravotten laweid maken: lawaad maken (Tessenderlo), lawaad maoken (Tessenderlo), ravotten: ravoeten (Tessenderlo), ravoote (Tessenderlo), ravotte (Tessenderlo), zeer doffe o  ravotte (Tessenderlo), rotsen: Gebruikt als wederwoord in de uitdrukking: rotsen en raveelen. Geh. Tessenderloo. (t Daghet in den Oosten XI, 19)  rotsen (Tessenderlo) Froesselen of worstelen. || Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)] III-3-2