e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5327
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bord telloor: təlø͂ͅr (Tessenderlo) bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] III-2-1
borderel borderel: bǫrdǝrijǝl (Tessenderlo) Lijstje waarop de maten staan genoteerd, bijvoorbeeld wanneer hout met behulp van de smetlijn afgetekend moet worden. [N 53, 204c] II-12
boren boren: bǫwǝrň (Tessenderlo) In het algemeen een uitholling in de klomp maken met behulp van de verschillende klompenmakersavegaren. Zie ook de volgende lemmata. [N 97, 75; A 29a, 7c] II-12
borg borg: bərəx (Tessenderlo) borg [ZND 01 (1922)] III-3-1
borrelen (van water) brobbelen: brubələn (Tessenderlo) bobbelen [ZND 01 (1922)] III-4-4
borst borst: bø̜st (Tessenderlo, ... ) Elk van de korte, zware balken door de askop, waaraan lange dunne balken met daaraan de hekwerken, bevestigd worden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1d; A 42A, 61; Sche 31] || Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9, II-3
borstel borstel: bøstǝl (Tessenderlo), bøsəl (Tessenderlo), bøͅstəl (Tessenderlo) borstel [ZND 01 (1922)] || Het stijve haar van een varken dat men aan de uiteinden van de pekdraad vastmaakt om de draad gemakkelijker door de met een els geprikte gaten heen te halen. Hensen zegt hierover op pag. 37: "Bij "binnengenaaide" schoenen maakt men gebruik van een pekdraad. Die pekdraad bestaat uit ongeveer 4 tot 6 dunnere draden van vlas welke in elkaar gedraaid worden en van pek voorzien om verrotting door vocht en verschuiving tegen te gaan. De beide uiteinden van de pekdraad moeten geleidelijk uitlopen (rispeleind) om een borstel te kunnen bevestigen. Deze borstels kunnen van varkenshaar zijn of van staal." Zie afb. 14. [N 60, 198a; N 60, 195b; N 60, 238a] II-10, III-2-1
borstelig haar pinnetjeshaar: penə⁄əshōͅuwər (Tessenderlo), stekelhaar: ste⁄əlhōͅuər (Tessenderlo) borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] III-1-1
borstelwerk afgeborstelde voeg: af˲gǝbø̜stǝldǝ vux (Tessenderlo) Wijze van voegen waarbij het oppervlak van de voeg een ruwe structuur vertoont. De voeg wordt daartoe eerst met mortel meer dan volgezet, vervolgens met de zijkant van de voegspijker gelijk met de voorkant van de steen afgestreken en tot slot met een borstel afgeborsteld. Voegen die op deze wijze waren gemaakt werden in Q 83 'Hollandse voegen' genoemd. Ze waren volgens de zegsman slecht van kwaliteit. [N 32, 34c; monogr.] II-9
borstnaald muizelaar: mǫwǝzǝlɛjǝr (Tessenderlo) De balk die loodrecht door het midden van het stormeinde is bevestigd. Zie ook afb. 14. [N O, 44b; A 42A, 86 add.] II-3