e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fundament van de schoorsteen fondatie: fondǭsi (Tessenderlo) Het metselwerk waarop de schoorsteen rust. Een fundament voor een meestal buiten de muur liggende schoorsteen opmetselen werd in Q 121 'een console uitmuren' ('eŋ kǫnsǫl ūsmūrǝ') genoemd. [N 32, 25b; monogr.] II-9
funderingssleuven uitsteken de fondatie uitgraven: dǝ fǫndǭsi øt˲grǭvǝ (Tessenderlo), fundaties uitgraven: føndǭsīs˱ øt˲grǭvǝ (Tessenderlo), zullen uitgraven: zølǝ øt˲grǭvǝ (Tessenderlo) Gleuven uitsteken langs de vier wanden op de bodem van de uitgegraven kelderruimte. In de sleuven worden later de fundamenten geplaatst. Zie voor het woordtype 'gescheuten' (Q 194) ook RhWb dl. VII, k. 962, s.v. 'Geschäu': ø̄das Mauerwerk aus Bruchsteinen an der Erde, auf dem die Balkenlage des Fachwerkhauses ruht.ø̄ [N 30, 25a; monogr.] II-9
futloze jongen flauwe, een -: flaave (Tessenderlo), lummel: da’s n lummel (Tessenderlo), da’s ne lummel (Tessenderlo) Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)] III-1-4
gaan gaan: gaan (Tessenderlo), go:n (Tessenderlo), gōn (Tessenderlo) gaan [ZND 01 (1922)], [ZND m] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
gaatje voor de schoenveter kotje: kottekes van de schoen (Tessenderlo), koͅtəkəs (Tessenderlo) gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)] III-1-3
gabardine gabardine: gabǝrden (Tessenderlo) Wollen, halfwollen, katoenen of zijden stof met hoogliggende, steile keper, waterdicht gemaakt voor regenkleding (Van Dale, pag 804). [N 62, 87; N 62, 98; N 59, 201; N 62, 75f; MW; monogr.] II-7
gadeslaan? gadeslaan: Z⁄n zaoke gooi slaoge (Tessenderlo) Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)] III-3-1
gaffel gaffel: de gaffel (Tessenderlo), de gaffel toe (Tessenderlo), de gaffel toe zetten (Tessenderlo), de gaffəl toe (Tessenderlo), gaffels: sluiten  de gaffels slowətən (Tessenderlo) Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)] III-3-2
gaffels gaffels: gafǝls (Tessenderlo) De ijzeren of houten haken op het gaffelwiel waartussen de gaffelreep loopt. [N O, 25o] II-3
gaffelwiel, gaffelrad gaffelwiel: gafǝlwīl (Tessenderlo) Het met ijzeren of houten haken (gaffels) bezette wiel aan de luias, waarover de gaffelreep loopt. Zie ook afb. 65. [N O, 25n; A 42A, 46; N O, 25l] II-3