34096 |
melkkuil |
vlim:
vlēm (K353p Tessenderlo)
|
Opening waardoor melkaders uit het lichaam van de koe komen. [N 3A, 118b]
I-11
|
34227 |
melkstoeltje |
melkblok:
melkblok (K353p Tessenderlo)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
meͅləktan (K353p Tessenderlo),
meͅləktaŋ (K353p Tessenderlo)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
zij:
zęi̯ (K353p Tessenderlo)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19137 |
menen |
menen:
mānə (K353p Tessenderlo)
|
Menen. [ZND m]
III-3-1
|
33072 |
menneke, binnenste deel van het hok |
mannetje:
mɛnǝkǝ (K353p Tessenderlo)
|
Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.]
I-4
|
20470 |
menstruatie |
regels:
znd 1 a-m;
reegəls (K353p Tessenderlo)
|
maandstonden [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
24212 |
merel |
merel:
meiel (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
meijel (K353p Tessenderlo),
meil (K353p Tessenderlo),
meiəl (K353p Tessenderlo),
mɛ.iəl (K353p Tessenderlo)
|
merel [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
maerch (K353p Tessenderlo),
merch (K353p Tessenderlo),
merg (K353p Tessenderlo),
merrəg (K353p Tessenderlo)
|
het merg (in de beenderen) [ZND 31 (1939)] || merg (O.) [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
30153 |
mergelblok |
mergelblok:
męrǝgǝlblǫk (K353p Tessenderlo
[(meervoud: męrǝgǝlblǫʔǝ)]
)
|
Mergel is zandsteen met leem en kalk als bindmiddel. Men onderscheidt mergelaarde en mergelsteen. De eerste soort wordt toegepast bij het vruchtbaarmaken van landbouwgrond. De laatstgenoemde wordt, in rechthoekige of vierkante blokken gezaagd, vooral in het zuiden van het onderzoeksgebied gebruikt bij de bouw van huizen of als sierlaag in baksteenmetselwerk. Mergelsteen kan met een mes zeer gemakkelijk bewerkt worden maar is toch tamelijk duurzaam omdat ze onder invloed van het weer vaster wordt. Een van de beste soorten is de Sibbersteen uit de groeven van Valkenburg. [N 30, 55b; N 30, 56; monogr.]
II-9
|