19746 |
violier |
flier:
flier (K353p Tessenderlo),
violier:
flier (K353p Tessenderlo)
|
Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)]
I-7, III-2-1
|
22671 |
viool |
viool:
en viôl (K353p Tessenderlo)
|
Viool. [Willems (1885)]
III-3-2
|
19745 |
viooltje |
viooltje:
fiooltje (K353p Tessenderlo)
|
Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)]
I-7
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
vis (K353p Tessenderlo)
|
vis [Willems (1885)]
III-4-2
|
30456 |
visgraatpatroon |
visgraat:
ves˲grǭt (K353p Tessenderlo)
|
š˲grǭtprǝfil en vǝrštē̜k L 387; %%de volgende termen duiden een haaks visgraatpatroon in een parketvloer aan: de strookjes hout vormen een hoek van 45¬∞ met de lengte- en breedtelijnen en sluiten rechthoekig in elkaar%% visgraat die voorspringt: veš˲grǭt ˲dē̜ vȳršpre [N 54, 131a; N 54, 131b; N 54, 131c]
II-9
|
22413 |
vishengel |
vislijn:
vischlijn (K353p Tessenderlo)
|
Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)]
III-3-2
|
22646 |
vissen |
vissen:
visse(n) (K353p Tessenderlo)
|
Visschen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
32565 |
visvangmand |
fuik:
fǫwǝjk (K353p Tessenderlo)
|
Gevlochten, fuikvormige mand waarmee vis, en dan met name paling, gevangen wordt. [N 40, 103]
II-12
|
30189 |
vitsen |
vitsen:
vetǝ (K353p Tessenderlo)
|
Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.]
II-9
|
20727 |
vlaai |
vlaai:
met toelichting van de bereidingswijze (bloem, gist, melk, zout, suiker, kaneel)
vlaaiə (K353p Tessenderlo)
|
fijn gebak dat de huismoeders vooral ter gelegenheid van de kermis klaarmaken [ZND 48 (1954)]
III-2-3
|