e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vreemde (man) vreemde mens: nə vrɛmdə mäns (Tessenderlo) Een vreemde man. [ZND 08 (1925)] III-3-1
vriesweer vries: vrīs (Tessenderlo) vorst (vriesweer) [ZND 08 (1925)] III-4-4
vroedvrouw goeivrouw: goeivrève (Tessenderlo), gōējvrééəf (Tessenderlo), goeiwijf: goeiweief (Tessenderlo) Hoe noemt men de (gediplomeerde) vrouw die helpt bij de geboorte, indien er geen dokter aanwezig is? (nld. vroedvrouw) [ZND 46 (1946)] || vroedvrouw [ZND 08 (1925)] III-2-2
vroegmis eerste mis: də estəmes (Tessenderlo), dɛstə mis (Tessenderlo), vroegmis: de vriemis (Tessenderlo, ... ), də vriməs (Tessenderlo, ... ), vriemis (Tessenderlo) De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)] || Hoe heet de vroegste mis op zondag? [ZND 38 (1942)] || vroegmis [RND] III-3-3
vrouw vrouw: [klankwettige variant van vrouw!!!, rk]  vrijəf (Tessenderlo), vrouwmens: fraeməš (Tessenderlo), freͅməs (Tessenderlo), wijf: wēf (Tessenderlo), wêf (Tessenderlo) vrouw [RND], [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] III-3-1
vrouwelijk kalf vaarzenkalf: vɛ̄ǝzǝ[kalf] (Tessenderlo), vaarzenmutten: vei̯ǝzǝmø̜tǝ (Tessenderlo), vɛ̄ǝzǝmøtǝ (Tessenderlo) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk schaap in het algemeen germ: gęrǝm (Tessenderlo), gɛrǝm (Tessenderlo), schaap: sxǭp (Tessenderlo) De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12
vrouwelijk varken zeug: zøx (Tessenderlo), zog: zux (Tessenderlo) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke duif duivin: dowəvin (Tessenderlo), doəvin (Tessenderlo), doͅə`ven (Tessenderlo), duivin (Tessenderlo), duivinnetje: dowəvinneke (Tessenderlo) Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Wijfje[sduif]. [Goossens 1b (1960)] || Wijfjesduif. [ZND 01 (1922)] III-3-2
vrouwelijke eend eend: ęn (Tessenderlo) [L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.] I-12