18844 |
schuchter |
bleu:
ook materiaal znd 21, 36
bluë (Q209p Teuven)
|
schuchter (bloode) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19565 |
schuier |
klederborstel:
kleerborstel
kleͅi̯ərbøͅi̯əštəl (Q209p Teuven)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25230 |
schuilgaan van de maan |
verbergt zich:
dər moͅnt fərbeͅrxt səx atər ən wōͅk (Q209p Teuven),
zit achter een wolk:
dər moͅnt zeͅt atər ən wōͅk (Q209p Teuven)
|
baaien van de maan, in de betekenis van de maan gaat schuil in een wolk; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19555 |
schuimspaan |
schuimlepel:
šūmlɛi̯əpəl (Q209p Teuven)
|
schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21370 |
schuld |
schuld:
ps. omgespeld volgens Frings.
šōͅt (də) (Q209p Teuven)
|
Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21674 |
schuld zonder papieren |
schuld op handpapier:
ps. omgespeld volgens Frings.
šoͅtoͅpəhāntpapīr (Q209p Teuven),
schuld op zegwoord:
ps. omgespeld volgens Frings.
šōͅtoͅpsəgəwøͅjət (Q209p Teuven)
|
schuld die niet schriftelijk is vastgelegd [handschuld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21669 |
schulden betalen |
schuld afbetalen:
ps. omgespeld volgens Frings.
šōͅt āvbətālə (Q209p Teuven)
|
Betekenis en uitspraak van het woord vertijen [werkwoord] i.v.m. betalen van schulden? A.u.b. uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33373 |
schutting naast de koeienstand |
slagboom:
šlāx˱bōm (Q209p Teuven)
|
Om de koeienstand af te scheiden van de gang ernaast is er een schutting, een lage muur of een paal of plank aangebracht. De benamingen kunnen vaak ook van toepassing zijn op de scheiding tussen twee paarden in de paardestal. [N 5A, 38d]
I-6
|
19935 |
schuur |
schuur:
šȳr (Q209p Teuven),
vruchtenschuur:
vrø̜xtǝšȳr (Q209p Teuven)
|
Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c]
I-6
|
33416 |
schuurpoort |
schuurpoort:
šyrpǭǝt (Q209p Teuven)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|