| 33313 |
aftrekken (met de hand) |
aftrekken:
āftrɛkǝ (L374p Thorn)
|
Het uit de grond trekken van konijnevoer, onkruid, e.d., zonder dat daarbij gereedschap wordt gebruikt. [N Q, 11c]
I-5
|
| 33031 |
aftrekken, uitwinnen |
uitrollen:
uitrollen (L374p Thorn),
uitwellen:
utwęlǝ (L374p Thorn)
|
Na het inkappen rolt de maaier met de mathaak de halmen samen en haalt ze naar zich toe. Het is de "tweede fase" van de zichtbehandeling. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en bij het lemma ''afleggen'' (4.4.3) bij het maaien met de zeis. [N 15, 16g; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; monogr.; add. uit N 15, 16i]
I-4
|
| 21383 |
aftroggelen |
aftroggelen:
aaftroggele (L374p Thorn),
afzetten:
aafzette (L374p Thorn)
|
listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 25903 |
afval |
pulp:
pølp (L374p Thorn)
|
Het afval van de uitgeperste vruchten dat in de perskuip achterblijft. [N 57, 17]
II-2
|
| 29593 |
afvalplaats |
schrothoop:
šrǫthǫwp (L374p Thorn)
|
De plaats waar mislukte en afgekeurde pannen worden gegooid. [monogr.]
II-8
|
| 28379 |
afvoerband |
afvoer:
āfvø̄r (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Bandtransporteur voor de afvoer van de gewonnen kolen. Het woordtype "a.b." (L 265, Q 33) is een afkorting voor afvoerband. [N 95, 637; monogr.]
II-5
|
| 19701 |
afwas |
afwas:
āfwas (L374p Thorn)
|
het gezamenlijke vaatwerk, dat op een bepaald moment afgewassen moet worden [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
| 19429 |
afwasborstel |
kwispel:
werd gebruikt bij de afwas (vaat)
kwispel (L374p Thorn)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19529 |
afwasteil, afwasbak |
afwasbak:
aafwasbak (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
afwasbak [N 07 (1961)] || bak waarin men afwast [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19655 |
afwaswater |
afwaswater:
aafwaswater (L374p Thorn),
schotelwater:
sjóttelwater (L374p Thorn)
|
Hoe noemt u in uw dialect het water waarin men de vaat doet/gedaan heeft? [N105 (2000)]
III-2-1
|