e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aftrekken (met de hand) aftrekken: āftrɛkǝ (Thorn) Het uit de grond trekken van konijnevoer, onkruid, e.d., zonder dat daarbij gereedschap wordt gebruikt. [N Q, 11c] I-5
aftrekken, uitwinnen uitrollen: uitrollen (Thorn), uitwellen: utwęlǝ (Thorn) Na het inkappen rolt de maaier met de mathaak de halmen samen en haalt ze naar zich toe. Het is de "tweede fase" van de zichtbehandeling. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en bij het lemma ''afleggen'' (4.4.3) bij het maaien met de zeis. [N 15, 16g; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; monogr.; add. uit N 15, 16i] I-4
aftroggelen aftroggelen: aaftroggele (Thorn), afzetten: aafzette (Thorn) listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)] III-3-1
afval pulp: pølp (Thorn) Het afval van de uitgeperste vruchten dat in de perskuip achterblijft. [N 57, 17] II-2
afvalplaats schrothoop: šrǫthǫwp (Thorn) De plaats waar mislukte en afgekeurde pannen worden gegooid. [monogr.] II-8
afvoerband afvoer: āfvø̄r (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Bandtransporteur voor de afvoer van de gewonnen kolen. Het woordtype "a.b." (L 265, Q 33) is een afkorting voor afvoerband. [N 95, 637; monogr.] II-5
afwas afwas: āfwas (Thorn) het gezamenlijke vaatwerk, dat op een bepaald moment afgewassen moet worden [DC 15 (1947)] III-2-1
afwasborstel kwispel: werd gebruikt bij de afwas (vaat)  kwispel (Thorn) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
afwasteil, afwasbak afwasbak: aafwasbak (Thorn, ... ) afwasbak [N 07 (1961)] || bak waarin men afwast [N 20 (zj)] III-2-1
afwaswater afwaswater: aafwaswater (Thorn), schotelwater: sjóttelwater (Thorn) Hoe noemt u in uw dialect het water waarin men de vaat doet/gedaan heeft? [N105 (2000)] III-2-1