21495 |
griffel |
griffel:
griffel (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
een stift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven [griffel, griffie, grift, touche, cijferpen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19024 |
grijns |
grijnzen:
grijze (L374p Thorn)
|
grijns [grijnst] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
18880 |
grijnzen |
grijnslachen:
grijnslache (L374p Thorn),
grijnzen:
grijnze (L374p Thorn)
|
spottend lachen soms met een onaangename vertrekking van het gezicht [grijzen, blieken, blikken, grijzen, griemen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24451 |
grijpen door roofdieren |
grijpen:
ideosyncr.
griepe (L374p Thorn),
snappen:
WLD
snappe (L374p Thorn)
|
Hoe noemt u het vastgrijpen van ratten, muizen, etc. door roofdieren (klampen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17906 |
grijpen naar |
grijpen:
nao get griepe (L374p Thorn),
pakken:
nao get pakke (L374p Thorn)
|
grijpen naar iets [naar iets raome] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18888 |
gril |
gril:
gril (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
een plotseling opkomende onberedeneerde gedachte of wens [gril, loet, nuk, kuur, streek, kneep, stuip, bijze] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32678 |
grindelketting |
grindelketting:
greŋǝlkęteŋ (L374p Thorn)
|
De in dit lemma verenigde termen zijn van toepassing op a) de dubbele ketting die bij de oude houten karploeg de ploegboom vanaf de beugel verbond met het wielenstel; b) de dubbele, soms enkele ketting die bij de voetploeg de verstelbare verbinding vormde tussen ploegkam en grindelstang; c) de meestal enkele verbindingsketting tussen de ploegboom en het wielenstel van de latere, al dan niet wentelbare ijzeren karploeg). Voor een ordening van deze kettingnamen naar het soort van ketting, de bevestiging ervan en/of het ploegtype dat ermee was uitgerust, was het materiaal niet volledig noch duidelijk genoeg. De enkelvoudsvormen hebben nu eens op een enkele ketting betrekking, dan weer op een dubbele ketting die als een geheel wordt gezien, terwijl met de meervoudsvormen zowel een dubbele als een V-vormig aangebrachte enkele ketting bedoeld kan zijn. Voor de betekenis van het samenstellingsdeel grindel zij in het algemeen verwezen naar het lemma ploegboom. Een enkele keer echter lijkt dit woorddeel inhoudelijk meer overeen te komen met het hieronder vermelde simplex grindel, dat ook in de lemmata grindelstang en ploegkam voorkomt en dat waarschijnlijk op te vatten is als het door ketting en/of stang en/of kam met toebehoren gevormde geheel, dat de trekkracht onder de ploegboom door overbrengt op de achterploeg. Voor de samenstellingsdelen halter, beugel en zadel(pond) zie men het vorige lemma. [N 11, 31.II.n + 31.IV.c; N 11A, 97k + 98c; monogr.]
I-1
|
18884 |
grinniken |
grinniken:
grinnike (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
lachen, niet hardop en met een knorrend bijgeluid, soms spottend [grinniken, grinnieken, gabberen, gramelen, gremelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24732 |
groei, wasdom |
groei:
WLD
grūūj (L374p Thorn),
wasdom:
WLD
wasdőm (L374p Thorn)
|
Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17541 |
groeien |
groeien:
greuje (L374p Thorn),
gruuje (L374p Thorn),
grūjə (L374p Thorn),
grȳi̯ǝ (L374p Thorn),
groter worden:
groitər wairə (L374p Thorn),
wassen:
wasse (L374p Thorn)
|
De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] || groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)] || groter worden (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)]
I-4, III-1-1
|