17661 |
handen (kindernamen) |
handjes:
hendje (L374p Thorn),
pollen:
pol (L374p Thorn),
polletjes:
poeleke (L374p Thorn),
polleke (L374p Thorn)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
fikken:
fikke (L374p Thorn),
klauwen:
klauwe (L374p Thorn),
poten:
peut (L374p Thorn),
schoppen:
sjoope (L374p Thorn)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
28156 |
handhamer |
vuistje:
vȳstjǝ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
[N 95, 742; monogr.]
II-5
|
18906 |
handig |
handig:
henjig (L374p Thorn),
hènjig (L374p Thorn)
|
goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28211 |
handlamp |
handlamp:
hanjtjlamp (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Elektrische handlamp, bestaande uit een pot, waarin een accu is ondergebracht en een kopstuk met een gloeilamp. [N 95, 251; monogr.]
II-5
|
27222 |
handlanger |
handlanger:
hanjtjlaŋǝr (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Niet-geschoolde arbeider die in de mijn meehelpt bij o.a. het vervoer. [N 95, 154]
II-5
|
17662 |
handpalm |
palm:
palm (L374p Thorn)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28010 |
handpijler |
handpijler:
hanjtjpęjlǝr (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Pijler waarin de steenkool met behulp van de luchthamer wordt gewonnen. Zie ook het lemma Mechanische Pijler. [N 95, 281; monogr.]
II-5
|
18256 |
handschoen |
bijenhands:
(mv)
bi-jǝhǭsǝ (L374p Thorn
[(voorzien van mouwen)]
),
haas:
haasse (L374p Thorn)
|
De handschoen die ter bescherming van de handen wordt aangetrokken bij het behandelen van de bijen. [N 63, 75a; monogr.] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)]
II-6, III-1-3
|
18711 |
handschoen zonder vingers |
mitaine (fr.):
miteens (L374p Thorn)
|
wanten of handschoenen die de vingers onbedekt laten [meténtjes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|