e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lange dunne tak gard: ideosyncr.  gaert (Thorn), vits: WLD  wits (Thorn) Een lange dunne tak (geert) [N 82 (1981)] III-4-3
lange neus flinke gevel: eine flinke gevel (Thorn), lange neus: lang naas (Thorn) neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)] III-1-1
lange overjas lange overjas: lange euverjas (Thorn) jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)] III-1-3
lange spruit lange spruitbalk: laŋǝ sprut˱balǝk (Thorn) De langste van de twee spruiten. Zie ook afb. 25 en 26 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52b; N O, 52a; N O, 51a; monogr; A 42A, 107 add.] II-3
lange tijd toer: toer (Thorn) een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)] III-4-4
langeafstandsvlucht lange vlucht: Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  lang vlucht (Thorn) lange afstandsvlucht (300 km of meer)? [N 93 (1983)] III-3-2
langpootmug mug: WLD  mək (Thorn) Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)] III-4-2
langs de snoeren kijken kijken of de richting goed is: kīkǝ ǫf dǝ rexteŋ gōt es (Thorn  [(Maurits)]   [Domaniale]) Kijken of de richting van de mijngang goed is. De richting moet naar het werkfront worden doorgetrokken. Voordat men hiertoe overgaat, controleert men eerst of de richting nog wel bruikbaar is. Daartoe bevestigt men drie richtingssnoeren. Hangen deze in een rechte lijn, dan wordt het derde snoer, dat uitsluitend voor controle dient, verwijderd. De richting wordt met behulp van de twee overige doorgetrokken. Daarvoor zijn drie man nodig: één die langs de snoeren kijkt, één die het tweede snoer belicht, terwijl de derde man een lamp voor het front hangt of vasthoudt. Hiervoor wordt bij voorkeur een benzinelamp gebruikt. De vlam wordt zodanig getemperd, dat zij vanaf de richtingssnoeren nog juist duidelijk zichtbaar is. Dit gebeurt om de grootst mogelijke nauwkeurigheid te krijgen. De persoon die viseert geeft door bewegingen met de lamp naar links of naar rechts te kennen naar welke kant de lamp aan het front verplaatst moet worden (Driessen pag. 128-129). [N 95, 851] II-5
langwerpig wittebrood weg: wék (Thorn) Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)] III-2-3
langwerpige streep van voorhoofd tot neus bles: blęs (Thorn) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9