e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met kleine stapjes lopen dribbelen: B.v. het wécht kwaam aan drubbele.  drubbele (Thorn) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
met kleppers rondlopen klepperen: kleppere (Thorn), ratelen: raatele (Thorn) Rondlopen met kleppers en ratels in de week vóór Pasen. [N 88 (1982)] III-3-2
met opgeheven staart rondlopen biezen: bezǝ (Thorn) [N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
met sneeuwballen gooien sneeuwballen gooien: sneebel gooje (Thorn), sniejbel gooje (Thorn) Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)] III-3-2
met snelheid over iets heen vliegen overheen vliegen: euver her vlege (Thorn) vliegen: Met snelheid over iets heen ~ (snoeken). [N 84 (1981)] III-1-2
met tussenpozen regenen nu en dan regenen: noe en dèn (regenen) (Thorn) af en toe regenen [veuren] [N 81 (1980)] III-4-4
met volle zeilen rond in de top: rontj˱ en dǝn top (Thorn), volle zeil: volle zeil (Thorn) Gezegd van een molen wanneer alle zeilen bijgezet zijn. Zie ook afb. 44D. [N O, 7f; N O, 7e; N O, 7c; A 42A, add.] II-3
metalen deel van de mathaak pik: pek (Thorn) De licht gebogen ijzeren tand van de mathaak. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). [N 18, 72b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
metalen lager metalen baansteen: mǝtālǝ bānstęjn (Thorn) Lager van metaal waarop de hals van de molenas draait. [N O, 29b] II-3
meterstok vaarstok: vārstok (Thorn  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I]) Gereedschap van de opzichter. Soort stok van 1 m lengte met als handgreep een klein houweeltje waarvan de ene kant scherp was en waarvan de andere kant een hamertje vormde. In lage pijlers hadden meester-opzichters soms een stokje van 0.5 meter. Met de meterstok kon men in steenwerk vooral direct de afstand tussen de ondersteuningen nameten, bouten aanslaan of vastzetten en losse stenen aankloppen of wegtrekken, aldus de informant van Q 15. [N 95, 129; monogr.] II-5