e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roggebrood brood: broit (Thorn), pompernikkel: Geen Limburgs woord. Heb wel meer gehoord: zoa dreug es pómpernikkel.  pómpernikkel (Thorn) Kent uw dialect het woord pompernikkel = bepaald soort roggebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || roggebrood [DC 35 (1963)] III-2-3
rollen wellen: wɛlǝ (Thorn) Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-2
rommelpot foekepot: fokəpoͅt (Thorn, ... ) De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)] III-3-2
rond wittebrood plats: plats (Thorn) Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)] III-2-3
rondcirkelen cirkelen: Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  cirkele (Thorn) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: het rondcirkelen rond het hok? [N 93 (1983)] III-3-2
rondleiding hoog bezoek: hōx bǝzø̄k (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), rondleiding: rontlęjeŋ (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Rondleiding van met name hoogwaardigheidsbekleders door het boven- en ondergrondse gedeelte van de mijn. [N 95, 997; monogr.] II-5
rondreizen, pendelen pendelen: pendele (Thorn), rondreizen: rondjreize (Thorn) rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)] III-3-1
rondsel rondsel: ronsǝl (Thorn) Het spijlen- of stavenrad dat aan de bovenzijde van het staakijzer is bevestigd. Bij de standerdmolen loopt dit rad in het aswiel, bij de Hollandse molen in het spoorwiel. Het rondsel is opgebouwd uit twee evenwijdige schijven die verbonden zijn door op regelmatige afstand loodrecht geplaatste staven. Zie ook afb. 58 en 59 en de toelichting bij het lemma ɛrondsel van de watermolenɛ.' [N O, 14a; A 42A, 11; Sche 42; N O, 41f; N D, 21; N D, 25] II-3
rondslenteren, ronddolen schooien: sjoaje (Thorn), zwadderen: zwaddere (Thorn) lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] III-1-2
rondtrekken van de processie bronken: brònk (Thorn) Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)] III-3-3