e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sintels sintels: zēntjǝls (Thorn) Geheel of gedeeltelijk uitgebrande stukken steenkool. [monogr.] II-8
sinterklaas sinterklaas: sinterklaos (Thorn, ... ) 6 december, Sint Nicolaas, Sinterklaas [tsinterkloaës]. [N 96C (1989)] III-3-2
sissen sissen: sissen (Thorn, ... ) een scherp geluid voortbrengen door lucht of damp met kracht uit een nauwe opening te doen stromen [sissen, tissen] [N 91 (1982)] III-4-4
sjalot sjalot: ideosyncr.  sjalot (Thorn), sjarlot: mv -te  s6rlot* (Thorn), WLD  sjarlotte (Thorn) [DC 13 (1945)]Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] I-7
sjees sjees: šiǝs (Thorn), sjees (<fr.): sjees (Thorn), sjîes (Thorn) een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] || Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13, III-3-1
sjerp sjerp: jerp (Thorn) sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)] III-1-3
sjoelen sjoelbakken: sjoelbakke (Thorn), sjoelen: sjoele (Thorn) Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)] III-3-2
skip skip: skep (Thorn  [(Maurits)]   [Domaniale]) Bak waarmee kolen in grote hoeveelheden door de schacht vervoerd kunnen worden zonder dat daarbij gebruik gemaakt hoeft te worden van mijnwagens. Volgens de invuller uit Q 121 werd skipvervoer maar op enkele mijnen toegepast. De Domaniale, de mijn waarvoor hij invult, kende dit systeem bijvoorbeeld niet. [N 95, 77; monogr.] II-5
slaan houwen: bunt ɛn blāuw gəhòiṭ (Thorn), hauw dich om dien oirə (Thorn), Gebruikelijker.  houwə (Thorn), slaan: slaon (Thorn), sloan (Thorn) bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] III-1-2
slaap slaap: slaop (Thorn, ... ) Slaap: de behoefte aan volkomen rust van de zintuigen en het bewust zijn (slaap, vaak). [N 84 (1981)] III-1-2