32762 |
zonder voor spitten |
voor de hand omspaden:
vø̄r dǝ hantj˱ [omspaden] (L374p Thorn)
|
Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.]
I-1
|
26215 |
zonder zeil |
zonder zeil:
zonder zeil (L374p Thorn)
|
Zonder zeilen draaien. In l 432 gebeurde dit bij zware storm. [N O, 7k; A 42A, add.]
II-3
|
26216 |
zonder zeilen en windborden |
zonder stormplanken:
zondǝr stǫrǝmplɛŋk (L374p Thorn)
|
In l 432 werden de zeilen en windborden slechts verwijderd bij bijzonder zware storm. Een aantal woordtypen komt ook voor in het lemma ɛzonder zeilenɛ.' [N O, 7l]
II-3
|
20066 |
zonnebloem |
zonnebloem:
idiosyncr.
zònnebloom (L374p Thorn)
|
Zonnebloem (heleanthus annuus) (kleine zonnebloem, zonneroos, zonnester, zonnebloem, zonnewende, helenium). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
24756 |
zonnedauw |
vliegenvanger:
idiosyncr.
vleegevenger (L374p Thorn),
zonnedauw:
WLD
zonnedauw (L374p Thorn)
|
Ronde zonnedauw (drosera rotundifolia 5 tot 25 cm. Het is een insektenetend plantje; de blaadjes groeien in een rozet, zijn rond, met talrijke rode klierharen met kleverige knopjes (voor het vangen van insekten) en tevens lang gesteeld. De bloemen zijn [N 92 (1982)]
III-4-3
|
30978 |
zool |
zool:
zǭl (L374p Thorn)
|
Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33]
I-9
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫwm (L374p Thorn)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
34620 |
zoom in de huif |
schuif:
šȳf (L374p Thorn)
|
Open zoom in de huif, waardoor een koord loopt waarmee men de huif kan vastsjorren. [N 17, 75]
I-13
|
20189 |
zoon |
jong:
joong (L374p Thorn),
jóóng (L374p Thorn),
zoon:
zoon (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
(zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; de zoon van de smid is timmerman; volw. [DC 12a (1943)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
19233 |
zorgen voor |
bezorgd zijn:
bezeurgjd zeen (L374p Thorn)
|
toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|