e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braamstruik braamberen: ideosyncr.  braombéére (Thorn), bramen: WLD  braome (Thorn), bramenstruik: braomestrūk (Thorn), doornenstruik: dorestroek (Thorn) braam (struik) [Roukens 03 (1937)] || braamstruik [SGV (1914)] || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3
braden braden: broaje (Thorn) braden [SGV (1914)] III-2-3
braken kalvertjes maken: keuverkes máke (Thorn), keuken: kóke (Thorn), köke (Thorn), kotsen: kòtse (Thorn), overgeven: euvergééve (Thorn), spijen: spieje (Thorn) kotsen [SGV (1914)] || overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
bramenvlaai braamberenvlaai: braombieereflaai (Thorn) Bramenvla [N 16 (1962)] III-2-3
brand vuur: vø̄̄r (Thorn) De gloeiïng van de oven - Coopman, pag 8. [monogr.] II-8
brandblaar brandblaar: braŋtblor (Thorn) Een brandblaar. [DC 14 (1946)] III-1-2
branden borren: de stoaf bortj (Thorn), branden: branje (Thorn), de stoaf brantj (Thorn) branden [SGV (1914)] || brandt [de kachel ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
brander van een lamp bek: bɛk (Thorn), brander: (bek).  brenjer (Thorn) brander (v. e. lamp) [SGV (1914)] III-2-1
brandewijn brandewijn: brandewien (Thorn, ... ) brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)] III-2-3
brandhout brandhout: brantjhout (Thorn), brantjhoͅu̯t (Thorn) [SGV (1914)]brandhout [SGV (1914)] I-7, III-2-1