e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bussel hooi bussel: bø̜tsǝl (Thorn) Samengebonden hoeveelheid hooi, klaar om opgeladen te worden. Het woordtype pak duidt wel op mechanische persing. De grondbetekenis van weeg is "samengedrukte massa"; de meest bekende betekenisontwikkeling is die van "witbrood". Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 14, 115c; monogr.] I-3
bussel kort stro krombussel: krǫmbøsǝl (Thorn) Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28] I-4
bussel uitgedorst stro bos: bus (Thorn), bussel: bø̜sǝl (Thorn), schob: šǫp (Thorn) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buur buurman: buurmanne (Thorn), nabuur: naober (Thorn) iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurman buurman: buurmanne (Thorn), nabuur: naober (Thorn) iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurmeisjes van een gestorven kind buurmeidjes: buurmaedje (Thorn) De buurmeisjes van een gestorven kind [Lievevrouwemeisjes]. [N 96D (1989)] III-3-3
buurt buurt: buurt (Thorn, ... ) het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)] III-3-1
buurten buurten: buurte (Thorn) de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)] III-3-1
caleidoscoop kijkbus: kiekbus (Thorn) Een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus]. [N 88 (1982)] III-3-2
calvarieberg op het kerkhof calvariegroep: calvariejgroep (Thorn) De beeldengroep op het kerkhof, bestaande uit Jezus aan het kruis en aan weerskanten daarvan Maria en Johannes [Calvariegroep, kruisgroep, Calvarieberg?]. [N 96A (1989)] III-3-3