23559 |
houtskool voor het wierookvat |
kooltjes:
kø͂ͅlkə (L245b Tienray)
|
Houtskool, kooltjes voor het wierookvat [költjes, köölkes, krichelskoaële, holtskaol?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19476 |
houtspaander |
flimp:
flēmp (L245b Tienray)
|
spaander om vuur in de pijp te steken
III-2-1
|
24329 |
houtworm |
houtworm:
ö lang
hōltwörm (L245b Tienray)
|
houtworm
III-4-2
|
19187 |
hovaardig |
groots:
gröts (L245b Tienray),
verwaand:
verwánd (L245b Tienray)
|
het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] || het gevoel van meerderheid te zeer of ongegrond doen blijken [groots] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18962 |
huichelaar |
godverneuker:
godverneuker (L245b Tienray, ...
L245b Tienray)
|
een huichelachtig persoon, iemand die zich mooier voordoet dan hij is [godverneu-ker, heiligboontje, fijnaard] [N 85 (1981)] || huichelaar
III-1-4
|
19307 |
huichelen |
opscheppen:
ópschöppe (L245b Tienray)
|
zich anders en meer voordoen dan men is [kwezelen, femelen, huichelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18876 |
huilen |
beuken:
böke (L245b Tienray, ...
L245b Tienray,
L245b Tienray),
brullen:
brulle (L245b Tienray),
huilen:
hule (L245b Tienray),
Veldeke (aangepast)
hule (L245b Tienray),
janken:
jēnke (L245b Tienray),
jänke (L245b Tienray),
schreeuwen:
schrauwe (L245b Tienray, ...
L245b Tienray),
schrawwe (L245b Tienray, ...
L245b Tienray)
|
het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)] || Hoe noemt u een hoog en schel onaangenaam geluid voortbrengen, gezegd van honden (huilen) [N 83] || huilen || huilen, schreien || huilen: kinderen bij pijn/verdriet; volwassenen [DC 17 (1949)] || schreien, huilen || zijn verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten [huilen, beuken, simmen, schrauwen, grijnzen, gringzen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-2-1
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hys (L245b Tienray),
kruipgat:
krup˃gat (L245b Tienray),
woning:
wuəneŋ (L245b Tienray)
|
erg kleine ruimte of woning || huis || woning
III-2-1
|
19673 |
huishouden |
huishouden:
hyshāldə (L245b Tienray)
|
huishouden
III-2-1
|
24376 |
huisjesslak |
huisjesslak:
Veldeke (aangepast)
hüskesslek (L245b Tienray),
slak:
Veldeke (aangepast)
slek (L245b Tienray)
|
Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|