| 19557 |
bordenrek, schotelrek |
telderrek:
tēldərrɛk (L245b Tienray)
|
bordenrek
III-2-1
|
| 18785 |
borduren |
borduren:
bordūūre (L245b Tienray)
|
Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)]
III-1-3
|
| 27335 |
boren |
boren:
bōrǝ (L245b Tienray)
|
[N 53, 180a; monogr.]
II-12
|
| 21879 |
borgen |
uitstel van betaling (zn.):
ütstel van betaling (L245b Tienray)
|
uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 20563 |
borrel |
borrel:
borrel (L245b Tienray),
drupje:
dröpke (L245b Tienray),
drøͅpkə (L245b Tienray),
schnaps (du.):
snaps (L245b Tienray)
|
borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] || glaasje jenever
III-2-3
|
| 24981 |
borrelen (van water) |
bobbelen:
boebele (L245b Tienray),
borrelen:
(óp)borrele (L245b Tienray),
borrele (L245b Tienray),
wellen:
welle (L245b Tienray)
|
bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 19497 |
borstel |
borstel:
bōrstəl (L245b Tienray)
|
borstel
III-2-1
|
| 17765 |
borstkas |
borstkas:
borstkas (L245b Tienray)
|
Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
| 18400 |
borstrok |
borstrok:
in enkele gevallen nog gedragen door mensen ouder dan 70
borstrok (L245b Tienray)
|
Borstrok. Is in uw dialect een algemeen woord bekend voor borstrok? Bedoeld wordt het warme kledingstuk dat over het hemd wordt gedragen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
| 18603 |
borstrok (voor mannen) |
borstrok:
bortstrok (L245b Tienray)
|
Mannenborstrok. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|