e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droogstaan droogstaan: drøi̯xstøn (Tongeren), drø̄xstø.n (Tongeren), drø̄xstøn (Tongeren) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
drop drop: drùp (Tongeren), kriskoekcent: verklw. krïskoeksêntsjë  krïskoeksênt (Tongeren) drop || nagebootst centje van drophout III-2-3
dropwater kriskoekwater: krïskoekwô’ttër (Tongeren, ... ) dropsap || dropwater III-2-3
druilerig en koud weer druilig: druləx (Tongeren), mistig (weer): mistig (Tongeren), t blijft over]: duftix (Tongeren) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || kil weer [ZND 27 (1938)] III-4-4
druk heen en weer lopen op en af lopen: oͅp eͅn ōͅf louwpe (Tongeren), rondkrossen: Jonger.  rontkrosə (Tongeren) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
drukknoop pitser: petsǝr (Tongeren), pïtsër (Tongeren) drukknoopje || Uit twee helften bestaand knoopje dat sluit door de delen in elkaar te drukken. [N 62, 52; MW] II-7, III-1-3
drukte, gedoe bedrijf: bëdraif (Tongeren), beschaar: cf. Weijnen Etymologisch Wb. s.v. "besjaar"(omhaal, drukte) p. 15  bësjàar (Tongeren) drukte || omslag, drukte III-1-4
druktemaker beschaarmaker: cf. Weijnen Etymologisch Wb. s.v. "besjaar"(omhaal, drukte) p. 15  bësjàarmêkkër (Tongeren), kakkemaker: kàkkëmêkkër (Tongeren), kakmaker: kàkmêkkër (Tongeren) druktemaker || druktemaker (veelal invectivum = scheldwoord) III-1-4
druppel druppel: dreuppel (Tongeren, ... ), drø.pəl (Tongeren), drøͅpəl (Tongeren, ... ) druppel (drop) [ZND A1 (1940sq)] || druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
druppen, druppelen druipen: drauppe (Tongeren), dreuppe (Tongeren), regenen: rénnë (Tongeren) druppelen, sijpelen || druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)] III-4-4