e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huig lelletje: lellëkë (Tongeren) Huig: het kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van de keel; het lelletje in de keel (huig, huik, lel(ke), ziel). [N 106 (2001)] III-1-1
huilen grijnen: grainë (Tongeren), ’grainə (Tongeren), grijnzen: grïnsë (Tongeren), ’grinsə (Tongeren), huilen: hailë (Tongeren), janken: jànkë (Tongeren), joenken: ’juŋkə (Tongeren) grienen, huilen, wenen || huilen || janken || wenen [ZND B1 (1940sq)] || wenen, schreien III-1-4
huilen (van droefheid) grijnen: grēn (Tongeren), joenken: joeŋdə (Tongeren) Hij huilde (weende, schreide) van droefheid [ZND 44 (1946)] III-1-4
huis keet: voor huis  kït (Tongeren), voor huis Blêf én ër kït: blijf in je keet  kït (Tongeren) hut || keet III-2-1
huis, woning huis: hau̯s (Tongeren), klip: klïp (Tongeren), Pôl Erbërïch zol¯¯gër vërtêldë van hët haus van Bàrrôo Meyers: ich wô¯s nòg nóit én dêe zen klïp gëwies  klïp (Tongeren), kruipkot: kraupkōēt (Tongeren), wêe zùy na én zóo ë kraupk؉t willë lêve  kraupkōēt (Tongeren) huis [ZND A2 (1940sq)] || klein huis met lage plafonds en kleine kamers || kruipgat || woning III-2-1
huisakker goed: gut (Tongeren), winhof: węnǝf (Tongeren), winning: weneŋ (Tongeren) Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.] I-8
huishouden mènage (fr.): Fr. menage  mënô’zjë (Tongeren) huishouden III-2-1
huisjesslak karakol: caracole  kêr"kòl (Tongeren), klemtoon op 1e lettergr.  kɛrəkol (Tongeren), schulpslak: naast caracole  sjùl"pslêk (Tongeren) huisjesslak [ZND B2 (1940sq)] III-4-2
huislook donderkruid: [Sempervivum tectorum], ook huislook  dóndërkraud (Tongeren), huislook: [Sempervivum tectorum]  hausluòk (Tongeren), vetplant: [Crassulacea]  vètplàant (Tongeren) donderbaard || huislook, donderbaard || vetplant III-4-3
huismus, mus mus: mes (Tongeren), møͅs (Tongeren) huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || mus [Willems (1885)] III-4-1