e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mei mei: dë mèi (Tongeren), mèi (Tongeren) 2. Ruiker, vooral op afgewerkt huis. || de tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw [N 112 (2006)] III-3-2
meid, dienstmeid maagd: māx (Tongeren) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn haag: [Crateagus monogyna] en var.  hôog (Tongeren) hagedoorn III-4-3
meikever kever: kêvër (Tongeren), kɛ̄vər (Tongeren), meikever: mèikèvër (Tongeren), mulder: mòldër (Tongeren), preekheer: vrouwtje vd meikever  préekhéer (Tongeren), sintjanskever: Sïnt-Janskêvër (Tongeren) meikever [ZND B2 (1940sq)] III-4-2
meineed valse eed: ne valse eed (Tongeren), ne valsenèid (Tongeren) een valse eed, meineed [N 96D (1989)] III-3-1
meisje met wie een jongen verkering heeft liefste: lifstë (Tongeren, ... ), meidje: më mètskë (Tongeren) geliefd meisje || het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 115 (2003)] || jonge vrouw III-2-2
meisjeshemd hemd: himmë(kë) (Tongeren), hemdje: himmë(kë) (Tongeren) Meisjesondergoed, meisjeshemd [N 114 (2002)] III-1-3
meisjesmuts met afhangende strook kap: ka.p (Tongeren) meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)] III-1-3
mekkeren meken: mē̜kǝ (Tongeren) Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.] I-12
melaatsheid melaats: méloits zin (Tongeren) Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lepra, melaats, lazerij). [N 107 (2001)] III-1-2