32952 |
het hooi is binnen |
is ingehaald:
es˱ engǝhǭlt (Q162p Tongeren)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
21972 |
het inzetten van duiven die jonger zijn dan 1 jaar |
op het plankje spelen:
spelen op het plankske (Q162p Tongeren)
|
Het inzetten van zowel mannelijke als vrouwelijke duiven die jonger zijn dan 1 jaar, nog ongepaard (natuurspel)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34175 |
het kalf afdraaien |
afdraaien:
ǭv˱drē̜ǝ (Q162p Tongeren),
aftrekken:
ǫi̯ftrekǝ (Q162p Tongeren)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
ǭftrę̄ǝ (Q162p Tongeren)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
22112 |
het lossen uitstellen |
uitstellen:
eutstellen (Q162p Tongeren),
wachten:
wachten (Q162p Tongeren)
|
het lossen uitstellen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23609 |
het misboek omdragen |
de boek omdragen:
de boek úmdraoge (Q162p Tongeren)
|
Het misboek omdragen, van de epistel- naar de evangeliezijde van het altaar brengen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22002 |
het neerstrijken van de duif |
vallen:
het vallen (Q162p Tongeren)
|
Hoe zegt men: het neerstrijken van de duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34005 |
het paard leiden |
leiden:
lęi̯ǝ (Q162p Tongeren)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|
34007 |
het paard met een dubbele lijn leiden |
dobbele guide:
dǫbǝl git (Q162p Tongeren),
dobbele guide varen:
dǫbǝl git ˲vǭrǝ (Q162p Tongeren)
|
Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35]
I-10
|
34006 |
het paard met een enkele lijn leiden |
op kordeel varen:
op kǝrdēl vǭ.rǝ (Q162p Tongeren),
op één lijn varen:
ǫp ęi̯n lai̯n vǭ.rǝ (Q162p Tongeren)
|
Het paard mennen met een lijn die uit twee delen bestaat, één dat via de rug van het paard de twee uiteinden van het gebit verbindt (cf. lemma Loenje), en een enkele lijn die aan het achterste einde van de eerste bevestigd is (cf. lemma Kordeel, Hotlijn). Die enkele lijn, het kordeel, houdt de voerman in de hand. Om het paard links te doen afslaan, houdt hij die strak gespannen; om het rechts te doen afzwenken, trekt hij met kleine schokjes (stuiklijn). Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [JG 1b; N 8, 101a; N 13, 29; monogr.]
I-10
|