20987 |
slagroom |
crme fouette (fr.):
Fr. crême fouettée
krêem-fwa’tté (Q162p Tongeren),
crme frache (fr.):
Fr. crême fraîche
krêem-frêsj (Q162p Tongeren)
|
slagroom
III-2-3
|
24375 |
slak |
slak:
slek (Q162p Tongeren),
sleͅ.k (Q162p Tongeren),
sleͅk (Q162p Tongeren)
|
slak [DC 17 (1949)] || slak, alg. [ZND A1 (1940sq)]
III-4-2
|
24377 |
slakkenhuis |
karakol:
kerrekol (Q162p Tongeren)
|
slakkenhuis [DC 17 (1949)]
III-4-2
|
24378 |
slang |
serpent:
sërpênt (Q162p Tongeren),
slang:
slàng (Q162p Tongeren)
|
slang
III-4-2
|
20761 |
slangetje |
s-je:
ɛskəs (Q162p Tongeren)
|
Slag- of s-vormige gebakjes (slengskes, esse?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17553 |
slank |
dun:
dún (Q162p Tongeren),
slank:
slánk (Q162p Tongeren)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20647 |
slappe koffie |
koezeloe:
schertsend
koezjëloe (Q162p Tongeren),
larie:
lārī (Q162p Tongeren),
lodder:
loe’ddër (Q162p Tongeren),
loper:
lùypër (Q162p Tongeren),
schotelwater:
sjùttëlwô’ttër (Q162p Tongeren),
šøtəlwoͅi̯tər (Q162p Tongeren)
|
doorzichtige slappe koffie || slappe koffie || Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18411 |
slappe vilten hoed |
feutre (fr.):
Et. Fr. feutre.
feutër (Q162p Tongeren),
slappe hoed:
slapə hū.t (Q162p Tongeren),
slapə hūt (Q162p Tongeren)
|
hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] || vilten hoed
III-1-3
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
klophengst:
klǫpheŋs (Q162p Tongeren),
piet:
pit (Q162p Tongeren)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|
18946 |
slecht mens, slechte kerel |
boel:
boel (Q162p Tongeren),
crapule (fr.):
krapul (Q162p Tongeren),
karretjesnest:
ai als in Fr. faire Stevens 250: keerkesnes: karretjesnest = woonwagenbucht (scheldnaam voor bewoners van woonwagens)
kairkesnes (Q162p Tongeren),
sloeber:
sloeber (Q162p Tongeren)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|