21056 |
vlaaideksel |
richel:
rïchël (Q162p Tongeren)
|
taartdeksel uit deeg in de vorm van ruitjes zodat de spijs zichtbaar blijft
III-2-3
|
20729 |
vlaaienvulling |
spijs:
spai̯s (Q162p Tongeren),
taartenvulsel van fruit of rijst Dë spais kúmp trô¯naut (bv. aan taart met deksels)
spais (Q162p Tongeren)
|
spijs || Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21424 |
vlaams |
vlaams:
vloms (Q162p Tongeren)
|
vlaams [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
mêr"kòf (Q162p Tongeren),
merkop:
meͅrkoͅp (Q162p Tongeren)
|
gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || vlaamse gaai
III-4-1
|
21394 |
vlag |
drapeau (fr.):
drapeau (Q162p Tongeren),
drapo (Q162p Tongeren),
vaan:
voan (Q162p Tongeren),
veer:
de ver (Q162p Tongeren)
|
een vlag (die aan het huis wordt uitgestoken) [ZND B2 (1940sq)] || Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): vlag (2) [N 93 (1983)] || vlag [ZND 17 (1935)]
III-3-1, III-3-2
|
26574 |
vlak |
plat:
plat (Q162p Tongeren)
|
Gezegd van een molensteen wanneer bij controle de rij over de volle lengte van de steen draagt. [Coe 171]
II-3
|
19413 |
vlam |
vlam:
Vüur én vlam spaië
vlam (Q162p Tongeren)
|
vlam
III-2-1
|
17751 |
vlechten |
vlechten:
dë tres vlechtë (Q162p Tongeren),
vlēͅxtə (Q162p Tongeren),
vleͅxtə (Q162p Tongeren),
vløͅxta (Q162p Tongeren)
|
vlechten [ZND A1 (1940sq)] || Vlechten. Lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 114 (2002)]
III-1-1
|
24457 |
vleermuis |
vleermuis:
[Chiroptera]
vlêermaus (Q162p Tongeren),
vlerenmuis:
flêrëmaus (Q162p Tongeren)
|
vleermuis
III-4-2
|
20944 |
vlees |
zoet vlees:
züut vlèis (Q162p Tongeren),
zoetvlees:
Vrüggër wuò¯nt allèin òp kèr¯¯mëssë én féstë züutvlèis gêtë
züutvlèis (Q162p Tongeren)
|
alle vlees buiten varkensvlees || vlees
III-2-3
|