e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eb, laagtij eb: eb (Tungelroy), laag water: lieg water (Tungelroy) eb, teruggaan van het water van de zee en de toestand van laag water [N 81 (1980)] III-4-4
echo echo: echo (Tungelroy), nagalm: naogalm (Tungelroy, ... ) een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)] III-4-4
echte koekoeksbloem koebloem: kublum (Tungelroy) Lychnis flos-cuculi L. Een algemeen voorkomende plant in graslanden met rechtopstaande stengel en roze-rode bloemen met gespleten kroonbladeren. De plant bloeit van mei tot september en komt ook wel gekweekt voor. De hoogte varieert van 30 tot 90 cm. [A 17, 2; A 49B, 2; monogr.] I-5
echtgenoot baas: baas (Tungelroy), man: man (Tungelroy), mens: mins (Tungelroy, ... ) de man met wie men getrouwd is [man, mens, baas] [N 87 (1981)] || man/echtgenoot III-2-2
echtgenote vrouw: vrouw (Tungelroy, ... ), vrouwmens: vroumis (Tungelroy), wijf: wief (Tungelroy), wiêf (Tungelroy) de vrouw met wie men getrouwd is [wijf, vrouw] [N 87 (1981)] || vrouw/echtgenote III-2-2
ecthyma, zere bekjes, muilschurft langmuil: laŋkmūl (Tungelroy) Een soms goedaardige, soms ook kwaadaardige aantasting van de slijmvliezen van de mondholte, waarbij op de lippen korsten ontstaan. [N 77, 62; N 19, 68; A 48a, 49] I-12
eczeem eczeem: ekzīēm (Tungelroy), schurft: sjörft (Tungelroy) Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (zilt, haarworm). [N 84 (1981)] III-1-2
eekhoorn eekhoorn: eikhoore (Tungelroy), eekhoorntje: eik(h)eurke (Tungelroy), eikkeurke (Tungelroy) eekhoorn [DC 07 (1939)] III-4-2
eelt, eeltknobbel zwel: zwèèl (Tungelroy), zwéél (Tungelroy, ... ) eelt || eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)] III-1-2
eeltwrat, zweelwrat wrat: (mv)  vratǝ (Tungelroy) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9