e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

Gevonden: 6382
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aszeef kolenzeef: kolenzeef (Tungelroy) zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
atelier werkplaats: werkplaats (Tungelroy, ... ) de ruimte, ingericht om er te werken met gereedschappen en/of machines [atelier, werkplaats] [N 89 (1982)] III-3-1
augurk augurk: augurk (Tungelroy), WLD  augurk (Tungelroy) Een soort van kleine komkommer die vaak in azijn wordt ingemaakt; een augurk (canichon, augurk). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: de augurk (cucumis sativum - fam. cucurbitaceae) [N 71 (1975)] I-7
auto auto: auto (Tungelroy, ... ) een bestuurbaar voertuig op 3 of meer wielen, voortbewogen door een zich daarin bevindende motor, meestal gedreven door benzine [auto, wagen, kar, tuffer] [N 90 (1982)] III-3-1
autoped autoped: autopet (Tungelroy), tro(n)tenet: België.  oͅutopeͅt (Tungelroy) Autoped. || Het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje]. [N 88 (1982)] III-3-2
avegaar bruker: brȳ.kǝr (Tungelroy), ever: ē̜vǝr (Tungelroy) Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.] II-12
averechts, achterstevoren averechts: averechts (Tungelroy), averegs (Tungelroy), de achtelstevoren: d⁄echtelsteveure (Tungelroy), verkeerd: verkierdj (Tungelroy) achterstevoren, averechts || niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)] III-4-4
avondgebed avondgebed: oavundjgebed (Tungelroy) Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
avondmaal avondbrood: aoventjbrôêt (Tungelroy), aovundjbroed (Tungelroy), avondeten: aoventjaete (Tungelroy), s avonds  aovendjéte (Tungelroy), avondsbrood: oâvesbroeëd (Tungelroy) avondboterham || de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] III-2-3
avondwake vigiliedeenst: vigiliedeenst (Tungelroy) De dienst gehouden op de avond voorafgaand aan de begrafenis. [N 96D (1989)] III-3-3