e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rot, van fruit rot: WLD kaafrot = totaal rot  rot (Tungelroy) Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)] I-7
rotstraal rotstraal: rǫtstrǭl (Tungelroy) Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.] I-9
rotten fronselen: WLD  freunsele (Tungelroy), rotten: WLD  rotte (Tungelroy), verschrompelen: WLD  versjreumpele (Tungelroy), versjrŏ ompele (Tungelroy) Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)] III-2-3
rotten, van fruit frunselen: WLD  freunsele (Tungelroy), rotten: WLD  rotte (Tungelroy), verschrompelen: WLD  versjrŏ ompele (Tungelroy), verschrumpelen: WLD  versjreumpele (Tungelroy) Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)] I-7
rouw dragen rouw dragen: rouw drage (Tungelroy) Rouw dragen. [N 96D (1989)] III-3-3
rouwbrief doodsbrief: doee_dsbreef (Tungelroy), doeëdsbreef (Tungelroy), rouwbrief: rouwbreef (Tungelroy) De rouwbrief. [N 96D (1989)] || rouwbrief || Rouwbrief. III-2-2, III-3-3
rouwkrans krans: krans (Tungelroy) De krans die op de kist wordt gelegd [krants]. [N 96D (1989)] III-3-3
rouwpoffer/rouwmuts rouwmuts: rouwmöts (Tungelroy) muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)] III-2-2
rouwsluier falie: gedragen door vrouwen die naar de begrafenis gingen  faalie (Tungelroy), voile: voel (Tungelroy) een rouwsluier, voile, falie [N 96D (1989)] || rouwsluier;, zwarte doek om het hoofd III-2-2
rouwsluier aan een hoed sluier: sluier (Tungelroy), voile: vōēl (Tungelroy), bedoeld vuel?  vōēel (Tungelroy) rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)] III-2-2