e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaatsen schaatsen: sjaatse (Tungelroy, ... ) Schaatsen. || Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)] || Zich voortbewegen op schaatsen [schaatsen, schaverdijnen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schabbernak schabbernak: sjabbernak (Tungelroy) wonderlijk kledingstuk [schabbernak] [N 86 (1981)] III-1-3
schaduw, lommer scheem: de sjeem (Tungelroy), sjeem (Tungelroy, ... ), Invuller geeft als voorbeeld: onger eine boum zit ste in de sjeem.  de sjeem (Tungelroy), Vb. zèdjuch mer efkes in e sjeem (gaan jullie maar even in de schaduw zitten).  sjeem (Tungelroy) (de) schaduw [DC 23 (1953)] || (in) de schaduw (zitten) [DC 49 (1974)] || lommer, schaduw || schaduw [DC 42B (1967)] || schaduw (donkere vlek achter een persoon) [DC 49 (1974)] III-4-4
schaften schaften: sjafte (Tungelroy, ... ), schoften: sjoft (Tungelroy), sjöfte (Tungelroy) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-3-1
schande schande: sjanj (Tungelroy) Schande [scha.nd]. [N 96D (1989)] III-3-3
schapen hoeden hoeden: hø̄i̯ǝ (Tungelroy) Bedoeld wordt het laten grazen van de schapen, terwijl men ze bijeenhoudt. [N 77, 49; N 78, P 188 add.; monogr.] I-12
schapenvet reut: Syst. WBD  reut (Tungelroy), schaapsreut: sjaopsreut (Tungelroy), sjoapsreut (Tungelroy) Kent u het woord roet (of root, ruut, riet of iets dergelijks) in de betekenis van runder-, schapen- of geitenvet? Zo ja, in welke vorm? [DC 25 (1954)] || schapevet || Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
schapestal, schaapskooi schaapsstal: šǭps[stal] (Tungelroy) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
scharrelen dabben: dabǝ (Tungelroy), scharren: šɛrǝ (Tungelroy) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schatten schatten: sjatte (Tungelroy) het gewicht van iets schatten [koersen, prijzen] [N 89 (1982)] III-3-1