32928 |
opper |
heukel:
høxǝl (L318b Tungelroy),
huist:
hust (L318b Tungelroy),
opper:
ǫpǝr (L318b Tungelroy)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
25513 |
oppoken |
oprokelen:
oprǭkǝlǝ (L318b Tungelroy)
|
Het vuur oppoken. [N 29, 8a; OB 2, 2b; monogr.]
II-1
|
18959 |
oprecht |
eerlijk:
ierlik (L318b Tungelroy),
gemeend:
gemeindj (L318b Tungelroy),
goudeerlijk:
goudierlik (L318b Tungelroy)
|
alles bedoelend zoals gezegd wordt, welmenend [rechtzinnig, oprecht] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18030 |
oprispen |
boeren:
boore (L318b Tungelroy),
keuken:
kèùke (L318b Tungelroy),
köäke (L318b Tungelroy),
kø͂ͅkə (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
opstoten:
opstoeëte (L318b Tungelroy),
rupselen:
rupsele (L318b Tungelroy),
röpsele (L318b Tungelroy)
|
boeren || boeren, een boer laten || Hoe noemt men een oprisping? [DC 47 (1972)] || Hoe noemt men in uw dialekt oprispen, opbreken van eten of drinken? [DC 47 (1972)] || oprispen, een boertje laten [beuke, bulke, opgeure, opbotte] [N 10a (1961)] || oprispingen krijgen
III-1-2
|
21157 |
oprit |
oprit:
oprit (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
opvaart:
opvaart (L318b Tungelroy)
|
een hellend oplopende weg om op een dijk, een brug enz. te kunnen komen (april, opweg, opril, oprit, stoep, aprel) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19426 |
opruimen |
opruimen:
opruume (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Opruimen (opruimen, oprommelen, klarantie maken, ontdoen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19321 |
opscheppen |
opscheppen:
opsjöppe (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
stroffen:
strŏffe (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
opscheppen || zich op iets beroemen, hoog van iets opgeven, groot spreken [blozen, blazen, schochten, stoefen, mensen, zwetsen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19322 |
opschepper |
opschepper:
opsjöpper (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
windbuil:
wîndjbuul (L318b Tungelroy),
windhapper:
wîndjhapper (L318b Tungelroy),
windmaker:
wîndjmèèker (L318b Tungelroy)
|
opschepper || windbuil, opschepper
III-1-4
|
17866 |
opschuiven |
opschuiven:
opsjuuve (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25480 |
opslagplaats voor brood |
broodkamer:
brūtkāmǝr (L318b Tungelroy)
|
Het kan hier gaan om een aparte ruimte voor het opslaan van brood. Daarop wijzen woordtypen als "broodkamer", "broodmagazijn", "broodhok". De informant van L 270 vermeldt inderdaad dat het een ruimte is aansluitend naast de bakkerij. Andere woordtypen als "broodrek", "lader", "broodschap" duiden erop dat deze opslagplaats niet perse een apart vertrek hoeft te zijn. [N 29, 105d; N 29, 105e]
II-1
|