33534 |
rot, van fruit |
rot:
WLD kaafrot = totaal rot
rot (L318b Tungelroy)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
I-7
|
33901 |
rotstraal |
rotstraal:
rǫtstrǭl (L318b Tungelroy)
|
Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.]
I-9
|
20896 |
rotten |
fronselen:
WLD
freunsele (L318b Tungelroy),
rotten:
WLD
rotte (L318b Tungelroy),
verschrompelen:
WLD
versjreumpele (L318b Tungelroy),
versjrŏ ompele (L318b Tungelroy)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
frunselen:
WLD
freunsele (L318b Tungelroy),
rotten:
WLD
rotte (L318b Tungelroy),
verschrompelen:
WLD
versjrŏ ompele (L318b Tungelroy),
verschrumpelen:
WLD
versjreumpele (L318b Tungelroy)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
24066 |
rouw dragen |
rouw dragen:
rouw drage (L318b Tungelroy)
|
Rouw dragen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20421 |
rouwbrief |
doodsbrief:
doee_dsbreef (L318b Tungelroy),
doeëdsbreef (L318b Tungelroy),
rouwbrief:
rouwbreef (L318b Tungelroy)
|
De rouwbrief. [N 96D (1989)] || rouwbrief || Rouwbrief.
III-2-2, III-3-3
|
24065 |
rouwkrans |
krans:
krans (L318b Tungelroy)
|
De krans die op de kist wordt gelegd [krants]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20425 |
rouwpoffer/rouwmuts |
rouwmuts:
rouwmöts (L318b Tungelroy)
|
muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20446 |
rouwsluier |
falie:
gedragen door vrouwen die naar de begrafenis gingen
faalie (L318b Tungelroy),
voile:
voel (L318b Tungelroy)
|
een rouwsluier, voile, falie [N 96D (1989)] || rouwsluier;, zwarte doek om het hoofd
III-2-2
|
20447 |
rouwsluier aan een hoed |
sluier:
sluier (L318b Tungelroy),
voile:
vōēl (L318b Tungelroy),
bedoeld vuel?
vōēel (L318b Tungelroy)
|
rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)]
III-2-2
|