e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schurftmijt schurftmijt: sjörftmīēt (Tungelroy) mijt die schurft veroorzaakt door gangetjes te graven in de huid van mens en dier [N 26 (1964)] III-4-2
schurk, smeerlap nutterik: nötterik (Tungelroy), smeerlap: smeerlap (Tungelroy, ... ) een persoon die allerlei streken uithaalt met kwade bedoelingen [prul, smeerlap, rakker, deugniet, beest, schobberd, schavuit] [N 85 (1981)] III-1-4
schutsboom boom: boum (Tungelroy), schietboom: sjeetbaum (Tungelroy), schietpaal: sjeetpoâl (Tungelroy) Ca. 20 m hoge mast (dennestam), op de top waarvan een dwarshout met rechtopstaande pinnen met bolletjes die eraf moeten worden geschoten (de rèèk). || De lange staak waar bovenop een houten vogel is bevestigd die afgeschoten moet worden [schuttersboom, schutsboom, gaai, gaaipers, pers, wip, sprang]. [N 88 (1982)] || Schietpaal (hoge dennenstam) met de "vogel"in top. III-3-2
schutter schut: sjöt (Tungelroy) Schutter. III-3-2
schuur schuur: šø̄r (Tungelroy) Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c] I-6
schuurmiddel blauwpan: bloͅu̯pan (Tungelroy), zand: zantj (Tungelroy) schuurmiddel om metaal glanzend te maken - blauwsteen (uitgewreven azuursteen) [DC 15 (1947)] || schuurmiddel om metaal glanzend te maken - zand [DC 15 (1947)] III-2-1
schuurpoort dendeur: dęndø̄r (Tungelroy), poort: [poort] (Tungelroy), schuurdeur: šø̄rdø̄r (Tungelroy), schuurpoort: šø̄rpǫrt (Tungelroy) De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.] I-6
schuurtje kotje: kyətjə (Tungelroy), schop: sjop (Tungelroy, ... ), schuurtje: sjeurke (Tungelroy, ... ) Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)] || schuurtje [DC 35 (1963)] III-2-1
schuw schuw: sjoew (Tungelroy), sjoêw (Tungelroy), WLD  sjōēw (Tungelroy) Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)] || schuw III-1-4, III-4-2
seksen seksen: sɛksǝ (Tungelroy), selecteren: sǝlɛktērǝ (Tungelroy) Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b] I-12