e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sint-vincentiusvereniging sint-vincentius: sint vincentius (Tungelroy) De vereniging voor bezoek van thuiszittende armen en ondersteuning daarvan (St. Vincentius). [N 96D (1989)] III-3-3
sintel as: as (Tungelroy), sintel: sintel (Tungelroy), zintjel (Tungelroy), slak: slek (Tungelroy) Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)] III-2-1
sinterklaas sinterklaas: sinterklaos (Tungelroy) 6 december, Sint Nicolaas, Sinterklaas [tsinterkloaës]. [N 96C (1989)] III-3-2
sissen sissen: sissen (Tungelroy, ... ) een scherp geluid voortbrengen door lucht of damp met kracht uit een nauwe opening te doen stromen [sissen, tissen] [N 91 (1982)] III-4-4
sjacheraar sjachelaar: sjacheler (Tungelroy, ... ), sjachelīēr (Tungelroy) iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] || sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
sjacheren sjachelen: sjachelen (Tungelroy), sjacheren: sjachere (Tungelroy), sjacheren (Tungelroy) Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)] III-3-1
sjalot sjalot: sjalot (Tungelroy), mv -te  sjalot (Tungelroy), WLD  sjelot (Tungelroy) [DC 13 (1945)]Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: de sjalot (allium ascalonicum - fam. liliaceae) [N 71 (1975)] I-7
sjees sjees: šēs (Tungelroy), sjees (<fr.): sjees (Tungelroy, ... ) een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] || Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13, III-3-1
sjerp band: bandj (Tungelroy), sjerp: sjerp (Tungelroy), strik: strik (Tungelroy) sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)] III-1-3
sjoelbak sjoelbak: sjoelbak (Tungelroy) Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)] III-3-2