17943 |
waggelen |
dazelen:
daazele (L318b Tungelroy),
strompelen:
strompele (L318b Tungelroy),
B.v. wat strompelt dé toch.
strompele (L318b Tungelroy),
waggelen:
wagkele (L318b Tungelroy),
(zachte k).
wakkele (L318b Tungelroy)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] || slingerend lopen [N 38 (1971)] || waggelen || wankelen
III-1-2
|
21162 |
wagon |
spoorwagen:
spoorwag (L318b Tungelroy),
wagon (<eng.):
wagon (L318b Tungelroy)
|
een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25214 |
wak in het ijs |
gat:
gaat (L318b Tungelroy),
open plek:
ope plek (L318b Tungelroy)
|
gat in het ijs, dat erin gehakt is [DC 44 (1969)] || gat in het ijs, waar het water niet bevroren is [DC 44 (1969)]
III-4-4
|
17845 |
wakker |
wakker:
wakker (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19477 |
walm |
blaak:
blōͅk (L318b Tungelroy),
scherpe rook
blaok (L318b Tungelroy),
damp:
damp (L318b Tungelroy),
kaarsengalm:
kɛsəgaləm (L318b Tungelroy),
rook:
rouk (L318b Tungelroy),
walm:
walm (L318b Tungelroy)
|
dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)] || kaarsewalm || walm
III-2-1
|
19475 |
walmen |
blaken:
blōͅkə (L318b Tungelroy),
galmen:
galəmə (L318b Tungelroy)
|
blaken, walmen van kaars of petroleumlamp || walmen, slaat meer op de reuk
III-2-1
|
20979 |
walnoot |
noot:
noot (L318b Tungelroy),
(meerv. = neut)
noot (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt men de vrucht van de walnoot of okkernoot (Juglans regia L.)? [DC 17 (1949)] || Hoe noemt u de walnoot in het algemeen (uitspraak) (okkernoot) [N 72 (1975)]
III-2-3
|
18692 |
wambuis |
wambuis:
waames (L318b Tungelroy),
wambuisje:
wéémeske (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
wambuis || wambuis, kort tot het middel reikend overkledingstuk [wammes, buis, buist, sent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25525 |
wan |
wan:
wān (L318b Tungelroy)
|
De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37]
I-4
|
17929 |
wandelen |
kuieren:
kuiere (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
kuijere (L318b Tungelroy),
B.v. we gaon same kuiere.
kuiere (L318b Tungelroy),
wandelen:
wanjele (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || wandelen || Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|