19369 |
schuurtje |
schop:
schop (Q112b Ubachsberg),
stal:
stal (Q112b Ubachsberg)
|
Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19063 |
schuw |
schuw:
WLD
sjūūw (Q112b Ubachsberg)
|
Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20962 |
selderij |
selderie:
selderie (Q112b Ubachsberg),
WLD
selderiej (Q112b Ubachsberg)
|
Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
19401 |
servies |
servies:
servies (Q112b Ubachsberg)
|
Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17752 |
sik |
bokkenbaard:
bokkebaad (Q112b Ubachsberg),
geitenbaard:
geetebaad (Q112b Ubachsberg),
sik:
sik (Q112b Ubachsberg)
|
sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
28694 |
sikkel |
sikkel:
sīǝkǝl (Q112b Ubachsberg)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
23400 |
sint-jozefbeeld |
jozefbeeld:
joeëzefbild (Q112b Ubachsberg),
joêzefbeeld (Q112b Ubachsberg)
|
Een beeld van de H. Jozef. [N 96A (1989)] || Een beeld van St. Jozef. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19420 |
sintel |
sintel:
sintel (Q112b Ubachsberg)
|
Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33587 |
sjalot |
sjalot:
sjalot (Q112b Ubachsberg),
WLD
sjalot (Q112b Ubachsberg)
|
Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)]
I-7
|
17870 |
slaan |
houwen:
(howwe) (Q112b Ubachsberg),
hou dich op ne kop (Q112b Ubachsberg),
slaan:
schloa (Q112b Ubachsberg)
|
ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|