25557 |
het voorrijzen in de trog |
voorrijs:
vø̄rręjs (Q097p Ulestraten)
|
Volgens de informant van P 56 worden de grondstoffen in de trog of de machine gebracht. Eerst de bloem (± 50 kg). De gist (± 1 kg) wordt opgelost in water. Dit mengsel wordt op de bloem gegoten, waarin eerst een soort trechter is gemaakt. Dit alles laat de bakker ongeveer 15 minuten staan. Dit is dan wel het voorrijzen in de trog. [N 29, 24b; N 29, 24a]
II-1
|
19768 |
het vuur aansteken |
aansteken:
aansjteken (Q097p Ulestraten)
|
aanstoken [SGV (1914)]
III-2-1
|
20678 |
hete bliksem |
hemel en aarde:
hemel en erd (Q097p Ulestraten),
hete bliksem:
heete bliksem (Q097p Ulestraten)
|
Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20404 |
heten |
heten:
heite (Q097p Ulestraten)
|
heten [DC 37 (1964)]
III-2-2
|
32923 |
heukeling |
hopper:
høpǝl (Q097p Ulestraten),
hoppertje:
høpǝlkǝ (Q097p Ulestraten)
|
Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.]
I-3
|
32924 |
heukelingen spreiden |
spreiden:
[spreiden] (Q097p Ulestraten),
uitereenplaatsen:
utǝręi̯nplātsǝ (Q097p Ulestraten)
|
Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.]
I-3
|
17645 |
heup |
heup:
heup (Q097p Ulestraten)
|
heup [SGV (1914)]
III-1-1
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
hoogte:
(= e).
huëgde (Q097p Ulestraten)
|
hoogte [SGV (1914)]
III-4-4
|
17776 |
hiel |
hak:
hak (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)]
III-1-1
|
18344 |
hielstuk van een schoen |
contrefort (fr.):
konterfor (Q097p Ulestraten)
|
hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)]
III-1-3
|