e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulestraten

Overzicht

Gevonden: 3378
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
holronde voegspijker rond voegijzer: ront ˲vōx˱īzǝr (Ulestraten) Voegspijker waarvan het blad een ronde doorsnede heeft. Werken met de holronde voegspijker leverde volgens de zegsman uit L 382 hol voegwerk op, volgens de invullers uit Q 95a en Q 121 ronde voegen. Zie voor het woordtype 'pannenstrijker' (Q 111) ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 33b; monogr.] II-9
hommel hommel: o dof  hommel (Ulestraten) hommel [SGV (1914)] III-4-2
homp brood riem: reem (Ulestraten) homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3
homp, brok, klont kluit: klyt (Ulestraten) kluit [ZND 28 (1938)] III-4-4
hond hond: \' o dof\'  hond (Ulestraten) hond [SGV (1914)] III-2-1
honger hebben hol zijn: hool zin (Ulestraten), honger hebben: honger höbbe (Ulestraten) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
hongerig hol van pans: hool van pans (Ulestraten), hongerig: hongerig (Ulestraten) hongerig [greeg] [N 10 (1961)] III-2-3
honing honing: honeŋ (Ulestraten) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
hoofd kop: kop (Ulestraten, ... ), köp (Ulestraten) [N 10 (1961)]hoofd [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)] III-1-1
hoofd (spotnamen) bol: bol (Ulestraten), bolles: B.v. hae haet enen sjtomme, dikke bulles.  bulles (Ulestraten), knikkerd: knikkert (Ulestraten), B.v. de zon sjeen h`m op z`ne loeskale knikkert.  knikkert (Ulestraten), knots: knutsj (Ulestraten), B.v. houw h`m op z`ne knotsj.  knotsj (Ulestraten) [N 10 (1961)] III-1-1