30165 |
holronde voegspijker |
rond voegijzer:
ront ˲vōx˱īzǝr (Q097p Ulestraten)
|
Voegspijker waarvan het blad een ronde doorsnede heeft. Werken met de holronde voegspijker leverde volgens de zegsman uit L 382 hol voegwerk op, volgens de invullers uit Q 95a en Q 121 ronde voegen. Zie voor het woordtype 'pannenstrijker' (Q 111) ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 33b; monogr.]
II-9
|
24324 |
hommel |
hommel:
o dof
hommel (Q097p Ulestraten)
|
hommel [SGV (1914)]
III-4-2
|
20524 |
homp brood |
riem:
reem (Q097p Ulestraten)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25062 |
homp, brok, klont |
kluit:
klyt (Q097p Ulestraten)
|
kluit [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
\' o dof\'
hond (Q097p Ulestraten)
|
hond [SGV (1914)]
III-2-1
|
20614 |
honger hebben |
hol zijn:
hool zin (Q097p Ulestraten),
honger hebben:
honger höbbe (Q097p Ulestraten)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20623 |
hongerig |
hol van pans:
hool van pans (Q097p Ulestraten),
hongerig:
hongerig (Q097p Ulestraten)
|
hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21043 |
honing |
honing:
honeŋ (Q097p Ulestraten)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
kop:
kop (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten),
köp (Q097p Ulestraten)
|
[N 10 (1961)]hoofd [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
bol:
bol (Q097p Ulestraten),
bolles:
B.v. hae haet enen sjtomme, dikke bulles.
bulles (Q097p Ulestraten),
knikkerd:
knikkert (Q097p Ulestraten),
B.v. de zon sjeen h`m op z`ne loeskale knikkert.
knikkert (Q097p Ulestraten),
knots:
knutsj (Q097p Ulestraten),
B.v. houw h`m op z`ne knotsj.
knotsj (Q097p Ulestraten)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|