e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulestraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klompschoen klompschoen: klompsjoon (Ulestraten) klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)] III-1-3
klonteren klonteren: gəkluntərt (Ulestraten) klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)] III-2-3
kloostermop rijnse maat: rinsǝ mǭǝt (Ulestraten) Oude gebakken metselsteen, groter dan de normale baksteen. Coopman (pag. 65) noemt deze steensoort ɛreuzenmopɛ en merkt erover op: ø̄̄werden vroeger in N.-Nederl. gebakken voor groote gebouwen. Heden niet meer. In vorige eeuwen waren zij 30, soms 40 duim lang. - In Vlaanderen noemde men en noemt men heden nog dergelijke maar kleinere steenen ɛkloostermoefenɛ.ø̄̄' [N 30, 53a; monogr.] II-8
kloven kloven: klaeve (Ulestraten), klove in de heng (Ulestraten), sprongen: sjprung (Ulestraten) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
kluit aarde bonk: boŋk (Ulestraten), klonter: klōntǝr (Ulestraten), kluit: klyt (Ulestraten), klȳt (Ulestraten), knode: knǭ (Ulestraten) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen kluwen: kluje (Ulestraten) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knabbelen knabbelen: knauwele (Ulestraten), knauwelen: knawwele (Ulestraten) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knecht knecht: ⁄ne nuje knech (Ulestraten) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen bouwknecht: buknɛx (Ulestraten), knecht: knɛx (Ulestraten) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneden klatsen: klɛtšǝ (Ulestraten) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11