34046 |
pasgeboren kalf |
worp:
wø̜rp (Q097p Ulestraten)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
20749 |
pasteitje |
vid-tje:
fideeke (Q097p Ulestraten)
|
Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20685 |
patates frites |
frieten:
friete (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] || Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20414 |
peetoom |
peteren:
petere (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten,
Q097p Ulestraten)
|
peetoom [SGV (1914)] || peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
paat:
paat (Q097p Ulestraten)
|
peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
33717 |
penwortel van een den |
peel:
pēl (Q097p Ulestraten),
pen:
pɛn (Q097p Ulestraten),
pin:
pen (Q097p Ulestraten)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
17911 |
persen |
persen:
peersje (Q097p Ulestraten),
werken:
werken (Q097p Ulestraten)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] || persen [SGV (1914)]
I-11, III-1-2
|
21417 |
persoon die altijd op de hort is |
jatserd:
ene jatserd (Q097p Ulestraten),
loperd:
ene luiperd (Q097p Ulestraten)
|
Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)]
III-3-1
|
33566 |
perzik |
pche (fr.):
pees (Q097p Ulestraten)
|
perzik [SGV (1914)]
I-7
|
18627 |
pet met opstaand bovenstuk |
zijden patsje:
zieje petsjke (Q097p Ulestraten)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|