34629 |
schokken |
slaan:
šlǭn (Q097p Ulestraten)
|
Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97]
I-13
|
17964 |
schokschouderen |
de schouders ophalen:
de sjouwes op hoale (Q097p Ulestraten),
de schouders trekken:
de sjauwers trekke (Q097p Ulestraten),
schokschouderen:
sjoksjouwere (Q097p Ulestraten)
|
schokschouderen [SGV (1914)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20354 |
schoondochter |
schoondochter:
sjooəndochter (Q097p Ulestraten)
|
schoondochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20352 |
schoonmoeder |
schoonmoeder:
sjooənmoder (Q097p Ulestraten)
|
schoonmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20351 |
schoonouders |
schoonouders:
sjooənawwers (Q097p Ulestraten)
|
schoonouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20150 |
schoonvader |
schoonvader:
sjooənvader (Q097p Ulestraten)
|
schoonvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20353 |
schoonzoon |
schoonzoon:
sjooənzoon (Q097p Ulestraten)
|
schoonzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20263 |
schoonzuster |
schoonzuster:
sjoizuster (Q097p Ulestraten),
sjooənzuster (Q097p Ulestraten),
zwegerse:
zwègerse (Q097p Ulestraten)
|
schoonzuster [SGV (1914)] || schoonzuster; Bestaan er verschillende woorden voor de zuster van den man of de vrouw, en de vrouw van den broeder? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
27939 |
schoor |
schoor:
šǫar (Q097p Ulestraten),
windstijl:
wentštīl (Q097p Ulestraten)
|
Paal of stijl die ter ondersteuning schuin onder een constructie wordt geplaatst. [N 31, 48b; monogr] || Schuine steunbalk tussen muurstijlen en regels. Zie ook afb. 47. [N 4A, 52c; N 31, 45d]
II-9
|
29969 |
schoorkruis |
kruisschoor:
krȳsšǭr (Q097p Ulestraten)
|
Het Andreaskruis dat ontstaat wanneer twee steigerschoren aan de buitenzijde van de staanders diagonaal over elkaar worden gespijkerd. In Q 121c zei men van deze in kruisvorm geplaatste steigerschoren dat ze 'dobbel geschoord' ('dubǝl jǝšǭrt') waren. [N 32, 2g; monogr.]
II-9
|