18006 |
duizelig |
dol:
dul (Q097p Ulestraten),
duizelig:
duuzelig (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten),
duzelig (Q097p Ulestraten),
licht:
lich in de kop (Q097p Ulestraten),
zat:
zaat (Q097p Ulestraten)
|
duizelig [SGV (1914)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
24312 |
duizendpoot |
duizendpoot:
Veldeke
doezendpoët (Q097p Ulestraten)
|
duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20721 |
dun sneetje brood |
rozenblaadje:
roazeblèèdsje (Q097p Ulestraten)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34239 |
dunne melk |
blauwe melk:
blaw mɛlk (Q097p Ulestraten),
vazelmelk:
vāzǝlmɛlk (Q097p Ulestraten)
|
Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74]
I-11
|
18332 |
dunne zijden dameskous |
zijden hoos:
zieje haoze (Q097p Ulestraten)
|
dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18333 |
dunne zwarte rouwkous |
zwarte rouwhoos:
zjwarte rouw haoze (Q097p Ulestraten)
|
kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19310 |
durven |
durven:
dörve (Q097p Ulestraten)
|
durven (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
17895 |
duwen |
duwen:
duuje (Q097p Ulestraten)
|
duwen [SGV (1914)]
III-1-2
|
32912 |
dwarsbalk van de hooihark |
balk:
balǝk (Q097p Ulestraten)
|
De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b]
I-3
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
twarsbalken:
twērš˱bɛlǝk (Q097p Ulestraten)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|