23196 |
allerzielen |
allerzielen:
Allerzèèle (Q014p Urmond),
Allerzééjle (Q014p Urmond),
allerzîêlen (Q014p Urmond)
|
Allerzielen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
22335 |
alles kwijt |
blut:
bløt zēn (Q014p Urmond),
kats:
kasj zēn (Q014p Urmond),
[sic] Opm. kwijt = kwiet.
kasj (Q014p Urmond)
|
Alles bij het spel verloren hebben [keps, kaps, baard, dod, pret, bluts, rits, rutsel, rut, rus, molk, mol, mot]. [N 88 (1982)] || kwijt ["alles ~ "bij t knikkeren] [SGV (1914)]
III-3-2
|
23254 |
altaar |
altaar (<lat.):
eltjer (Q014p Urmond)
|
Een altaar [altaor, altooër, alter, outaar, outer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24297 |
alver |
abel:
WBD/WLD
awbəl (Q014p Urmond)
|
Hoe noemt u de alver: een roofkarpertje, 10-18cm lang, de schubben hebben een fraaie zilver- of paarlemoerglans (alver, moertje, nesteling, aveltje, scheiter, bovenzwemmer, win, winde, wind) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18371 |
andere damesschoenen |
knoopschoen:
knuipsjoon (Q014p Urmond)
|
damesschoenen; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
WBD/WLD
angəl (Q014p Urmond)
|
Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19312 |
angst |
angst:
angs (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond),
schrik:
sjrik (Q014p Urmond)
|
angst [SGV (1914)] || het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21251 |
anker |
anker:
anker (Q014p Urmond),
aŋkǝr (Q014p Urmond)
|
anker [SGV (1914)] || Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.]
II-9, III-3-1
|
21829 |
antwoorden |
antwoord geven:
èntjwoord géévən (Q014p Urmond)
|
ten antwoord geven [antwoorden, anderen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20638 |
appelbol |
appelbol:
appelbol (Q014p Urmond),
krollebol:
Syst. WBD
krollebol (Q014p Urmond)
|
Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|