e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

Gevonden: 4486

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aflegger aflegger: ā.flęgǝr (Urmond) Degene die de handeling, zoals beschreven in het vorige lemma, uitvoert. In L 354 en 356 werd uitdrukkelijk aangegeven dat de aflegger ook de schoven bindt. [N 15, 15c; JG 1a, 1b] I-4
afloeren, bespieden afkijken: aafkieke (Urmond), uitspeculeren: oetsjpekuleeere (Urmond) kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)] III-1-1
afpassen met de voet, aftreden aftreden: aaftrééjən (Urmond) de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)] III-4-4
afrastering van wei afrastering: āfrastǝreŋ (Urmond) Kunstmatige omheining, doorgaans een afrastering van met draad verbonden palen. [N 14, 62; S 11; Gwn 16, 11; A 25, 8; N 11, 8 add.; monogr.] I-8
afrikaantje afrikaantje: WBD/WLD  afrikaantje (Urmond) Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [N 92 (1982)] III-2-1
afrit afrit: aafrit (Urmond) een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)] III-3-1
afscheiding als teken van hengstigheid snoer: snø̄r (Urmond), veem (vademen): vē̜m (Urmond) [N 8, 45, 46 en 48] I-9
afschepschop platte schup: platǝ šø̜p (Urmond) Een afschepschop is een schop die men gebruikt bij het spitten, om de ruwe en vaak begroeide bovenlaag van de uit te spitten voor af te scheppen en in de open voor te deponeren. Vergelijk ook het vorige lemma. Zoals uit enkele termen blijkt, betreft het vaak een schop die ook voor ander schepwerk gebruikt wordt. [N 11A, 149b; N 18 add.; div.] I-1
afscheuren, afritsen afscheuren: aafsjèùren (Urmond) afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)] III-4-4
afslaan, van noten slaan: WBD/WLD  neut slaon (Urmond) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] I-7