id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21607 | halve stuiver | knab: knap (Urmond), schrammen: sjrèùm (Urmond) | halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
21606 | halve-centstuk | halve cent: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!). ’ne hāuve cent (Urmond), oortje: èùrtje (Urmond) | halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
20820 | ham, hesp | schink: sjènk (Urmond) | ham [SGV (1914)] III-2-3 |
17659 | hand | hand: hèndj (Urmond), hènj (Urmond), hèntj (Urmond) | hand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)] III-1-1 |
21731 | handboei | kluister: Van Dale: kluister, 1. boei; -2. soort van boei aan een der voeten aangelegd om een paard of rund in zijjn bewegingen te belemmeren; -3. (gew.) (hang)slot. kloestərs (Urmond) | de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)] III-3-1 |
33305 | handcultivator | handcultivator: hentjkøltivātor (Urmond) | Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.] I-5 |
21849 | handel | handel: hènjəl (Urmond) | het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] III-3-1 |
21449 | handelaar | koopman: koupman (Urmond) | iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] III-3-1 |
21496 | handelen | handelen: hènjələn (Urmond, ... ) | handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1 |
18903 | handeling | daad: daot (Urmond) | een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)] III-1-4 |