17649 |
kruis |
kruis:
kruütz (Q014p Urmond),
krys (Q014p Urmond)
|
Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || kruis [SGV (1914)]
I-11, III-3-3
|
23203 |
kruisbeeld |
crucifix (<lat.):
kruussefiks (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond),
kruis:
kruus (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond,
Q014p Urmond,
Q014p Urmond),
lieveheer:
leevenhiēr (Q014p Urmond),
leevenhèèrj (Q014p Urmond),
onzelieveheer:
ə slevenhiaer (Q014p Urmond)
|
Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een beeld van Jezus die zijn hart toont (H.Hart). [N 96A (1989)] || Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
33551 |
kruisbes |
kroezel:
mv: -en; oi in het Fr. mois
kroiselen (Q014p Urmond)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
32800 |
kruiselings overhoeks eggen |
kruiselings [eggen]:
krȳsǝleŋs (Q014p Urmond),
overkruis [eggen]:
ø̄vǝrkrȳs (Q014p Urmond),
overoord [eggen]:
ø̄vǝrǭrt (Q014p Urmond)
|
Manier van schuin eggen waarbij men telkens naar de volgende aangrenzende zijde gaat, zodanig dat de egbanen elkaar kruisen en de akker dus dubbel bewerkt wordt; zie afb. 72. Een rechthoekige lange akker kan kruiselings overhoeks worden geëgd volgens een patroon dat grotendeels het dubbele is van afb. 72: halverwege de akker laat men het egpatroon overgaan in zijn spiegelbeeld; zie afb. 73. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1b+ 1d add.; N 11, 84c add.; N 11A, 177d + e; monogr.]
I-2
|
23313 |
kruisen, kruisdagen? |
kruisdag:
kry:zda:ch (Q014p Urmond)
|
kruisen [RND]
III-3-3
|
22550 |
kruisjassen (kaartspel) |
kruisjassen:
kruisjassen (Q014p Urmond)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24673 |
kruiskruid |
sint-janskruid:
WBD/WLD
Sint Janskroet (Q014p Urmond)
|
Kruiskruid (senecio 5 tot 50 cm groot. De bladeren zijn bochtig veerspletig, kaal of licht spinnewebachtig behaard; de bloemen staan in kleine, langwerpige hoofdjes, straalbloemen ontbreken, de schijfbloemen ontbreken; omwindselblaadjes met zwarte top ( [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25989 |
kruisplaten |
kruisbalken:
krȳs˱bɛlǝk (Q014p Urmond)
|
De kruiselings op de teerling liggende balken waarop de standerd staat. Zie ook afb. 12. [N O, 42c; Sche 11; A 42A, add.; N O, 42n]
II-3
|
24380 |
kruisspin |
kruisspin:
WLD
kruussjpén (Q014p Urmond)
|
kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
23412 |
kruisweg: 14 staties |
staties:
stāsjes (Q014p Urmond)
|
Het geheel van 14 kruiswegstaties in de kerk [kruu(t)swèèg, kruuswèg?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|