18599 |
lange onderbroek? |
lange onderbroek:
langōngerbrook (Q014p Urmond)
|
onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18558 |
lange overjas |
lange jas:
lange jas (Q014p Urmond)
|
jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24906 |
lange tijd |
toer:
toer (Q014p Urmond)
|
een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24418 |
langpootmug |
mug:
WBD/WLD
mök (Q014p Urmond)
|
Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20751 |
langwerpig wittebrood |
lange weg:
lange wêk (Q014p Urmond)
|
Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
strē̜p (Q014p Urmond)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
traag:
trāōch (Q014p Urmond)
|
langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34017 |
langzamer |
ho:
hō (Q014p Urmond)
|
Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96]
I-10
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lantêr (Q014p Urmond)
|
lantaarn [SGV (1914)]
III-2-1
|
18222 |
lap |
lap:
lap (Q014p Urmond)
|
sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)]
III-1-3
|