21901 |
ontberen |
missen:
missən (Q014p Urmond)
|
niet hebben waaraan men grote behoefte heeft, ontberen [derven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20581 |
ontbijt |
koffiedrinken, het -:
De landbouwers houden meestal aan genoemde indeling vast. De overige ingezetenen: arbeiders en mijnwerkers regelen natuurlijk hun maaltijden naar hun werkuren
koffie drènken (Q014p Urmond),
ontbijt
kòffie drénkən (Q014p Urmond)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: morgen, soms 2 keer [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
33711 |
ontginnen |
breken:
brē̜kǝ (Q014p Urmond)
|
Het in cultuur brengen van woeste grond. [N 27, 5; N 11a, 112; monogr.]
I-8
|
17706 |
ontlasting hebben |
afgaan:
aafgaon (Q014p Urmond),
ene neerdraaien:
eine neerdraeje (Q014p Urmond),
schijten:
sjiete (Q014p Urmond)
|
ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1961)]
III-1-1
|
18040 |
ontsteking |
ontsteking:
ontstééking (Q014p Urmond)
|
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21688 |
ontvangen |
beuren:
bèùrən (Q014p Urmond)
|
in het bezit gesteld worden van bijv. geld [beuren, inbeuren ontvangen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18858 |
ontzien |
ontzien:
ontseen (Q014p Urmond)
|
iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33544 |
onvolgroeide vrucht |
kraggel:
WBD/WLD
kraGəl (Q014p Urmond, ...
Q014p Urmond)
|
Een onvolgroeide vrucht (krots, gast). [N 82 (1981)] || Onvolgroeid, gezegd van een vrucht (vernepen). [N 82 (1981)]
I-7
|
33682 |
onvruchtbare grond |
brammerd:
bramǝrt (Q014p Urmond),
dorre duivel:
dǫrǝ dȳvǝl (Q014p Urmond),
slecht land:
šlɛx lęnjtj (Q014p Urmond)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kwee:
kwē (Q014p Urmond),
manse koe:
mɛu̯s kō (Q014p Urmond)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|