22671 |
viool |
viool:
vijawl (Q014p Urmond)
|
Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19745 |
viooltje |
viool:
WBD/WLD
viool (Q014p Urmond)
|
[N 92 (1982)]
I-7
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
vĕsch (Q014p Urmond),
vĕsj (Q014p Urmond)
|
visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
24402 |
visaas |
sprok:
WLD
sprok (Q014p Urmond),
sprot:
sprot (Q014p Urmond)
|
wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
22413 |
vishengel |
garde:
gērt (Q014p Urmond),
visgarde:
vĕschgèrt (Q014p Urmond)
|
hengel [SGV (1914)] || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22646 |
vissen |
vissen:
vèsjen (Q014p Urmond)
|
visschen (ww.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
22414 |
vissnoer |
viem:
viem (Q014p Urmond)
|
Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22417 |
visvangst |
vangst:
vaŋs (Q014p Urmond)
|
Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20727 |
vlaai |
vlaai:
vlaaj (Q014p Urmond),
Syst. WBD
vlaai (Q014p Urmond)
|
Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
taart:
taart (Q014p Urmond),
tarte pommes (fr.):
Syst. WBD Dao kumste op pòm
tarte pòmme (Q014p Urmond),
toeslag:
Syst. WBD
toeslaag (Q014p Urmond),
toeters:
toetèsj (Q014p Urmond)
|
Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|